Havo 3 Economie Hoofdstuk 6 (6.1, 6.2, 6.3 en 6.4)

Havo 3 - Hoofdstuk 6
Samenwerken en onderhandelen
(6.1, 6.2, 6.3 en 6.4)
1 / 32
next
Slide 1: Slide
EconomieBasisschoolGroep 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Havo 3 - Hoofdstuk 6
Samenwerken en onderhandelen
(6.1, 6.2, 6.3 en 6.4)

Slide 1 - Slide

Gevangenendilemma
Bij het gevangenendilemma zijn er twee partijen die onafhankelijk van elkaar een keuze moeten maken. Beide partijen kiezen voor hun eigenbelang. 

Slide 2 - Slide

Gaat Mc Duck de prijs verlagen of handhaven?

Slide 3 - Slide

Gaat Mc Duck de prijs verlagen of handhaven?
A
Verlagen
B
Handhaven

Slide 4 - Quiz

Gaat Mc Queen de prijs verlagen of handhaven?

Slide 5 - Slide

Gaat Mc Queen de prijs verlagen of handhaven?
A
Verlagen
B
Handhaven

Slide 6 - Quiz

Is hier sprake van een gevangenendilemma?

Slide 7 - Slide

Is hier sprake van een gevangendillema?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

Het gevangenendilemma heeft 3 kenmerken. Welke is fout?
A
Geen overleg tussen de partijen
B
Partijen handelen uit eigenbelang
C
Geen optimale uitkomst
D
Optimale uitkomst voor alle partijen

Slide 10 - Quiz

Als een partij een andere keuze maakt dan de dominante strategie en niks aantrekt van de concurrent, dan noemen we dit;
A
prijzenoorlog
B
dilemma
C
zelfbinding
D
speltheorie

Slide 11 - Quiz

Zelfbinding
Er is sprake van zelfbinding als een partij vrijwillig afwijkt van zijn dominante strategie.
Bij zelfbinding ‘bindt’ een partij zich vrijwillig aan het maken van andere keuze dan de dominante strategie.

Slide 12 - Slide

Goederen
  • Individuele goederen
  • Semi/quasi - collectieve goederen
  • Collectieve goederen

Slide 13 - Slide

Individuele goederen zijn uitsluitbaar. Dit betekent:
A
Als je niet betaalt word je buitengesloten
B
Als je het koopt kan een ander het niet kopen
C
Niet splitsbaar
D
Alleen voor de rijken

Slide 14 - Quiz

Spotify abonnement is ...
A
uitsluitbaar en rivaliserend
B
niet uitsluitbaar en wel rivaliserend
C
niet rivaliserend en wel uitsluitbaar
D
niet uitsluitbaar en niet rivaliserend

Slide 15 - Quiz

Straatverlichting is
A
een individueel goed geproduceerd door de overheid
B
een collectief goed
C
een individueel goed

Slide 16 - Quiz

Is onderwijs een semi-collectief of collectief goed, leg uit.

Slide 17 - Open question

Is er bij onderwijs sprake van rivaliteit, leg uit.

Slide 18 - Open question

Waarom zijn dijken een voorbeeld van collectieve goederen, leg uit.

Slide 19 - Open question

Welk onderdeel valt niet onder de collectieve sector?
A
Rijksoverheid
B
Waterschappen
C
Instellingen voor de sociale Zekerheid
D
Woningcorporaties

Slide 20 - Quiz

Gemeente
Provincie
Het Rijk

Slide 21 - Drag question

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Wat voor "effect" noemen we dit?
A
Negatieve interne effecten
B
Negatieve externe effecten
C
Verontreiniging's-effect
D
Beïnvloeding-effect

Slide 24 - Quiz

Waarom heeft Tata-Steel zolang niks gedaan aan deze negatieve externe effecten?

Slide 25 - Open question

Wat kan de overheid doen om de negatieve externe effecten van Tata-Steel te beperken?

Slide 26 - Open question

Slide 27 - Video

Wat voor "effect" is dit?

Slide 28 - Open question

Negatieve externe effecten
Positieve externe effecten 
Het hebben van een koeienstal
Het aan leggen van een nieuwbos vlakbij een eethuis
Afval dat in Tilburg op straat ligt
Het omzagen van bomen in het tropische regenwoud
Afval scheiden

Slide 29 - Drag question

I: Bijdrage in creche kosten
II: bonusregeling
III: brutoloon
IV: opleidingsmogelijkheden
Welke zijn secundaire arbeidsvoorwaarden?
A
alle vier
B
allemaal behalve brutoloon
C
allemaal behalve bonusregeling
D
allemaal behalve opleidingsmogelijkheden

Slide 30 - Quiz

Wie onderhandelen over een nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst (CAO)?
A
alle werkgevers en werknemers
B
1 individuele werkgever en werknemer
C
de vakbonden en werkgeversorganisaties

Slide 31 - Quiz

Door algemeen bindend verklaren van een CAO wordt free-rider gedrag gestimuleerd.
A
juist
B
onjuist

Slide 32 - Quiz