Talent 3V hoofdstuk 3.4 grammatica

Grammatica - 2.4 samenstellingen (herhaling)  
3.4 bijvoeglijke bijzinnen
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Grammatica - 2.4 samenstellingen (herhaling)  
3.4 bijvoeglijke bijzinnen

Slide 1 - Slide

Weet je het nog?
samengestelde zinnen
soorten bijzinnen: 
bvb-zin, lv-zin, bwb-zin

Slide 2 - Slide

Samengestelde zin:
Pieter kijkt bijna nooit televisie, maar hij kijkt wel naar Netflix.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + bijzin
D
bijzin + hoofdzin

Slide 3 - Quiz

Welke woordsoort houdt de samenstelling bijeen?

Pieter kijkt bijna nooit televisie, maar hij kijkt wel naar Netflix.
A
onderschikkend voegwoord (vw)
B
nevenschikkend voegwoord (vw)
C
betrekkelijk voornaamwoord (btv)
D
voornaamwoordelijk bijwoord (vnbw)

Slide 4 - Quiz

Samengestelde zin:
Ik zag Marije in de stad, toen zij haar hond uitliet.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + bijzin
D
Bijzin + hoofdzin

Slide 5 - Quiz

Welke woordsoort houdt de samenstelling bijeen?

Ik zag Marije in de stad, toen zij haar hond uitliet.
A
onderschikkend voegwoord (vw)
B
nevenschikkend voegwoord (vw)
C
betrekkelijk voornaamwoord (btv)
D
voornaamwoordelijk bijwoord (vnbw)

Slide 6 - Quiz

Samengestelde zin:
Matthijs wil jou misschien wel helpen, want hij weet heel veel van computers.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + bijzin
D
bijzin + hoofdzin

Slide 7 - Quiz

Welke woordsoort houdt de samenstelling bijeen?

Matthijs wil jou misschien wel helpen, want hij weet heel veel van computers.
A
onderschikkend voegwoord (vw)
B
nevenschikkend voegwoord (vw)
C
betrekkelijk voornaamwoord ( btv)
D
voornaamwoordelijk bijwoord (vnbw)

Slide 8 - Quiz

Samengestelde zin:
Als Emma haar lieve glimlach laat zien, kan ik haar niets weigeren.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + bijzin
D
bijzin + hoofdzin

Slide 9 - Quiz

Welke woordsoort houdt de samenstelling bijeen?

Als Emma haar lieve glimlach laat zien, kan ik haar niets weigeren.
A
onderschikkend voegwoord (vw)
B
nevenschikkend voegwoord (vw)
C
betrekkelijk voornaamwoord (btv)
D
voornaamwoordelijk bijwoord (vnbw)

Slide 10 - Quiz

Samengestelde zin: welke samenstelling kan niet voorkomen?
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + bijzin
D
bijzin + hoofdzin

Slide 11 - Quiz

Welke woordsoort houdt de samenstelling bijeen?

Heeft Joost, die ver weg woont, nu de bus gemist?
A
onderschikkend voegwoord (vw)
B
nevenschikkend voegwoord (vw)
C
betrekkelijk voornaamwoord (btv)
D
voornaamwoordelijk bijwoord (vnbw)

Slide 12 - Quiz

Benoem de bijzin.
Heeft Joost, die ver weg woont, nu de bus gemist?
A
bijvoeglijke bijzin
B
lijdendvoorwerpszin
C
bijwoordelijke bijzin
D
geen bijzin

Slide 13 - Quiz

Benoem de bijzin.
Als Rutger melig is, moet de hele klas meelachen.
A
bijvoeglijke bijzin
B
lijdendvoorwerpszin
C
bijwoordelijke bijzin
D
geen bijzin

Slide 14 - Quiz

Benoem de bijzin
Jaap heeft een fiets, waarmee je snoeihard kan rijden.
A
bijvoeglijke bijzin
B
lijdendvoorwerpszin
C
bijwoordelijke bijzin
D
geen bijzin

Slide 15 - Quiz

Benoem de bijzin.
Een zakenman uit het verre Korea verloor tijdens een boottochtje op de Maas met zijn Amsterdamse vrienden een gloednieuwe telefoon.
A
bijvoeglijke bijzin
B
lijdendvoorwerpszin
C
bijwoordelijke bijzin
D
geen bijzin

Slide 16 - Quiz

Waar heb je nog moeite mee?
Bijzinnen benoemen
een samengestelde zin herkennen
woordsoorten benoemen

Slide 17 - Poll

Talent 3.4
Maak nu online:
opdracht 10


Slide 18 - Slide

Bijvoeglijke bijzinnen en leesbaarheid
Bij het gebruik van een bijvoeglijke bijzin kun je fouten maken, zoals de verkeerde keuze van het betrekkelijk voornaamwoord. Daarnaast loop je het risico om zinnen te maken die niet prettig te lezen zijn of verwarring scheppen.
Maak daarom gebruik van de volgende adviezen.

Slide 19 - Slide

Meestal staat de bijvoeglijke bijzin midden in de hoofdzin, maar als hij lang is, kun je hem beter vooraan of achteraan in de zin plaatsen:

Ik vertrouwde de jongen door wie mijn  vriendin steeds gebeld werd, niet.
Beter is:
De jongen door wie mijn vriendin steeds gebeld werd, vertrouwde ik niet.

Slide 20 - Slide

Vermijd bijvoeglijke bijzinnen die dubbelzinnig zijn:
Ik kende de jongen die mijn vriendin belde.
Beter is:
Ik kende de jongen die door mijn vriendin werd gebeld.
Ik kende de jongen door wie mijn vriendin werd gebeld.


Slide 21 - Slide

Vermijd een opeenhoping van bijvoeglijke bijzinnen:
De man die werkte bij een bedrijf dat werd verdacht van een misdrijf dat vermeld stond in alle kranten die etc.
Laatste tip:
Let steeds goed op het antecedent. Dat bepaalt niet alleen het betrekkelijk voornaamwoord, maar ook het getal van de pv.
Hij is één van de journalisten die ter plekke verslag doen.
Hij is een journalist die ter plekke verslag doet.

Slide 22 - Slide

Huiswerk: grammatica 3.4
Maak nu online opdrachten 13 en 15 
Kijk alles zorgvuldig na en maak de opdrachten die je als tips krijgt (Versterk jezelf).
Je vindt ook extra grammaticaopdrachten aan het eind van het hoofdstuk in je boek. ( blz. 134)

Slide 23 - Slide