Herhaling beweging, circulatie en zenuwstelsel

1 / 38
next
Slide 1: Slide
Biologie / VerzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

zenuwstelsel

Slide 2 - Mind map

Het zenuwstelsel kan op grond van de bouw worden ingedeeld in het centrale zenuwstelsel en het perifere zenuwstelsel
A
goed
B
fout

Slide 3 - Quiz

Synaps
Axon
Myeline
Dendriet
Neuron
Neurotransmitter
Zenuwcel
Zenuwuitloper die prikkels opvangen
Isolatielaag
Chemische boodschapper
Zenuwuitloper die prikkels afgeven
Zenuwuitloper die prikkels geleid

Slide 4 - Drag question

Een neuron geeft ...... door aan andere neuronen.
A
aandacht
B
verbindingen
C
prikkels
D
berichten

Slide 5 - Quiz

De impuls kan doorgegeven worden van neuron..
A
A naar B
B
B naar A
C
van A naar B en terug

Slide 6 - Quiz

Het perifeer zenuwstelsel bestaat uit het willekeurige + onwillekeurige zenuwstelsel
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quiz

Wat is een neuron?
A
zenuwcel
B
dendriet
C
synaps

Slide 8 - Quiz

Wat is GEEN functie van het zenuwstelsel
A
Het verwerken van impulsen
B
Het regelen van de werking van spieren
C
Het maken van prikkels
D
Impulsen versturen

Slide 9 - Quiz

Welk onderdeel van het zenuwstelsel is geen onderdeel van het centraal zenuwstelsel
A
Ruggenmerg
B
Grote hersenen
C
Hersenstam
D
Zenuwen

Slide 10 - Quiz

Als je parasympathische zenuwstelsel meer doet dan je sympatische zenuwstelsel, dan ben je...
A
in rust
B
in actie

Slide 11 - Quiz

Wat hoort bij elkaar? (sleep van rechts naar links)
oorsprong hersenzenuwen
grote hersenen
kleine hersenen
hersenstam
ruggenmerg
neuronen netwerken
informatie opslag en verwerking
coördinatie houding, beweging en evenwicht
bewuste processen
reflexorgaan

Slide 12 - Drag question

Zenuwcel of neuron
1
2
3
4
5
Dendriet
Cellichaam
Axon
Myelineschede
Synaps

Slide 13 - Drag question

Het motorische zenuwstelsel is een onderdeel van het ... zenuwstelsel.
A
Anatomische
B
Functionele
C
Perifere
D
Animale

Slide 14 - Quiz

Waar liggen de cellichamen? Sleep de juiste betekenis naar het juiste begrip. 
Gevoelszenuwcel 
Bewegingszenuwcel 
Schakelcel 
vlakbij het centrale zenuwstelsel
In het centrale Zenuwstelsel
In het centrale zenuwstelsel

Slide 15 - Drag question

Slide 16 - Video

Slide 17 - Slide

Circulatie

Slide 18 - Mind map

Welk onderdeel van de bloedsomloop behoort tot de kleine
bloedsomloop?
A
Linker ventrikel
B
Aorta
C
De onderste holle ader
D
De longslagader

Slide 19 - Quiz

Maakt bloedvat 1 deel uit van de grote bloedsomloop of van de kleine bloedsomloop?
A
Grote bloedsomloop
B
Kleine Bloedsomloop

Slide 20 - Quiz

De bloedsomloop (circulatie) verzorgt de lichaamsweefsels. Wat is de functie van de bloedsomloop?
A
Aanvoeren van voedingsstoffen naar weefsels
B
Verwerken van voedingsstoffen
C
Aanvoeren van afvalproducten naar weefsels

Slide 21 - Quiz

In de afbeelding is de bloedsomloop van een ara schematisch getekend.
Behoren de longen van de ara tot de grote bloedsomloop of tot de kleine bloedsomloop?
A
Tot de grote bloedsomloop
B
Tot de kleine bloedsomloop

Slide 22 - Quiz

Deze bloedsomloop is ...
A
Open
B
Gesloten

Slide 23 - Quiz

grote bloedsomloop
Kleine bloedsomloop
longaders
Linkerkamer
rechter boezem
Longslagader
lichaamscirculatie
Linker boezem
long
circulatie
rechterkamer
aorta
holle aders

Slide 24 - Drag question

Welke functies hebben de bloedsomlopen?
Sleep de functies naar de juiste bloedsomloop.

Grote Bloedsomloop
Kleine bloedsomloop
Zuurstof afgeven aan cellen
Zuurstof opnemen in het bloed
koolstofdioxide afgeven aan de longen
koolstofdioxide opnemen in het bloed

Slide 25 - Drag question

Sleep de woorden naar de juiste plek
kleine bloedsomloop
rechterkamer
zuurstofarm
grote bloedsomloop
linkerkamer
rechterboezem
linkerboezem
zuurstofrijk

Slide 26 - Drag question

Slide 27 - Slide

Wat is GEEN functie van het bewegingsstelsel?
A
Maken van bloedcellen
B
Beschermen onderliggende structuren
C
afbreken bloedcellen
D
Mogelijk maken van bewegingen

Slide 28 - Quiz

Het bewegingsstelsel bestaat uit? (meerdere opties mogelijk)
A
botten
B
gewrichten
C
spieren
D
huid

Slide 29 - Quiz


 In de afbeelding is een gewricht getekend.
 Welk gewricht?

A
Een heupgewricht.
B
Een kniegewricht.
C
Een schoudergewricht.
D
Een enkelgewricht.

Slide 30 - Quiz

Welk gewricht is dit?
A
kogelgewricht
B
scharniergewricht
C
Rolgericht
D
Atlas en draaier

Slide 31 - Quiz

Welk gewricht is dit?
A
kogelgewricht
B
scharniergewricht

Slide 32 - Quiz


Een gewricht
A
maakt het altijd mogelijk dat een draaibeweging mogelijk is
B
is hetzelfde als een bot
C
is stevig door een kraakbeenlaagje
D
zorgt ervoor dat botten ten opzichte van elkaar kunnen bewegen

Slide 33 - Quiz

Pijp beenderen
Onregelmatige beenderen

Platte beenderen
Sesambeentjes

Slide 34 - Drag question

gewrichtskapel
Bot
Kapselbanden
Bot
gewrichtssmeer
kraakbeenlaagje

Slide 35 - Drag question

Wat hoort waarbij?
platte beenderen 
pijpbeenderen

Slide 36 - Drag question

Welke soorten spieren zijn er?
Dwarsgestreepte spieren

Gladde spieren

Hartspieren

Slide 37 - Drag question

1. Hartspier
2. Spieren in de huid
3. Spieren in je maag
4. Spieren waarmee je je arm buigt
5. Spieren waarmee je je vingers buigt
6. Spieren waarmee je een bal wegschopt
Bewust
onbewust
onbewust
onbewust
Bewust
Bewust

Slide 38 - Drag question