Je kunt beschrijven welke technieken er zijn om een verhaal spannend te maken.
Spelling: (40 min):
We herhalen de spelling van het bijvoeglijk naamwoord + de spelling van hoofd- en kleine letters + werkwoordspelling
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Programma + lesdoelen les 1
Fictie (40 min):
Je kunt beschrijven welke technieken er zijn om een verhaal spannend te maken.
Spelling: (40 min):
We herhalen de spelling van het bijvoeglijk naamwoord + de spelling van hoofd- en kleine letters + werkwoordspelling
Slide 1 - Slide
FICTIE
Slide 2 - Slide
Terugblik
In de vorige les heb je begrippen uit leerjaar 1 herhaald en verwerkt in een script.
Wat vond je lastig aan deze opdracht?
Hoe ging de samenwerking?
We gaan luisteren naar enkele scripts.
Slide 3 - Slide
Spanningstechnieken (fictie blok 4)
open plekken
uitstel
vermoeden
onverwachte wending
informatievoorsprong
bedreigende situaties of omgeving
cliffhanger
Slide 4 - Slide
Opdracht individueel
Luister mee of lees mee (2vwo fictie blok 4) met het verhaal dat voorgelezen wordt. Vanaf een bepaald moment stopt het verhaal en schrijf jij enkele regels verder door minimaal één spanningstechniek toe te passen.
Slide 5 - Slide
Opdracht in tweetallen
Ga bij diegene zitten met wie je het script hebt gemaakt vorige week. Bouw een spannend moment in. Dit moment hoef je niet in een dialoog weer te geven, maar moet je wel beschrijven.
Slide 6 - Slide
Spelling
Slide 7 - Slide
De te (nemen) beslissing
Slide 8 - Open question
De (verbreden) weg
Slide 9 - Open question
een (aangenaam) geur
Slide 10 - Open question
De (spotten) vogel
Slide 11 - Open question
Welk antwoord is juist?
A
eerste paasdag
B
eerste Paasdag
C
Eerste Paasdag
Slide 12 - Quiz
Welk antwoord is juist?
A
middeleeuwen
B
Middeleeuwen
Slide 13 - Quiz
Welk antwoord is juist?
A
23 Kandidaten zijn geslaagd.
B
23 kandidaten zijn geslaagd.
Slide 14 - Quiz
Welk antwoord is juist?
A
mevrouw Jansen - de Vries
B
mevrouw Jansen - De Vries
C
mevrouw Jansen - de vries
D
mevrouw jansen - De Vries
Slide 15 - Quiz
Opdrachten vorige les nakijken + bespreken
Afhankelijk van in welke klas je zit, moeten nog enkele opdrachten uit de vorige les nagekeken of gemaakt worden (bijvoeglijk naamwoord + hoofdletters). Dat doen we eerst even.
Slide 16 - Slide
Programma + lesdoelen les 2
Fictie (40 min):
Je kunt beschrijven in welke ruimte een verhaal zich afspeelt.
Je kunt beschrijven welke sfeer een setting oproept.
Je kunt een spanningstechniek toevoegen aan je script
Spelling: (40 min):
Herhalen onderdelen tot nu toe
Slide 17 - Slide
FICTIE
Slide 18 - Slide
Opdracht in tweetallen
Ga bij diegene zitten met wie je het script hebt gemaakt vorige week. Bouw een spannend moment in. Kies uit een van de spanningstechnieken hieronder:
open plekken
uitstel
vermoeden
onverwachte wending
informatievoorsprong
bedreigende situaties of omgeving
cliffhanger
Slide 19 - Slide
Ruimte en sfeer
Bestudeer de theorie in fictie blok 4 over bovenstaande begrippen.
Bepaal voor een bepaald fragment van het script hoe de filmset eruit moet zien. Kortom: hoe ziet de ruimte eruit en welke sfeer roept deze ruimte op?
Je gaat op zoek naar afbeeldingen op internet die de ruimte en sfeer goed aangeven. Dit wordt een soort moodboard. Kies zelf een programma waarmee je fijn kunt werken. Sla alles goed op en deel het werk met je klasgenoot met wie je samenwerkt.
Slide 20 - Slide
Spelling
Slide 21 - Slide
Nu zelf verder......
Open nu zelf deze LessonUp op je iPad. Ga naar drive --> lesplanning --> week 39 (ga naar deze dia).
Maak nu de oefeningen in de volgende dia's
Klaar? --->
Slide 22 - Slide
werkwoordspelling
Noteer de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes.
Bent u (verzekeren) tegen stormschade?
De onderzoeker (herleiden) de oorsprong van zijn familienaam, toen bekend werd dat hij mogelijk een afstammeling zou zijn van een zeer rijke familie.
Het wachtwoord is (versleutelen) in deze code.
Als Michael de deur (openen), (struikelen) hij over een doos en (belanden) hij met zijn hoofd tegen de kapstok.
Gymnastiek (houden) je fit.
De tank met de gevaarlijke inhoud (ontploffen) gisteren gelukkig niet.
We (duwen) de auto na het ongeluk van de weg af.
De fabriek (lozen) nu nog steeds wel eens giftige stoffen op de Rijn.
De angstige jongen (durven) de smalle, hoge trap niet op en besloot beneden op de groep te wachten. .
(Verklappen) je klasgenoot de afloop van het verhaal nu al weer?