Ww spelling valkuilen

Welkom
Leg klaar:
  • je leerwerkboek deel A
  • je pen / schrift
  • je iPad (dicht)
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom
Leg klaar:
  • je leerwerkboek deel A
  • je pen / schrift
  • je iPad (dicht)

Slide 1 - Slide

Planning
  • Veelvoorkomende fouten bij werkwoordspelling
  • SO bekijken => welke soort fouten maak je?
  • Bepaal je route

Slide 2 - Slide

Valkuilen bij werkwoordspelling

Slide 3 - Slide

Valkuilen
  1. Verschil persoonsvorm en voltooid deelwoord.
  2. Verschil ik-vorm en de stam van het werkwoord.
  3. Getal onderwerp en persoonsvorm.
  4. Regels door elkaar halen.
  5. Tijd afleiden uit de zin.

Slide 4 - Slide

1. Persoonsvorm - voltooid deelwoord
  • De uitkomst verschilt als je de invoer verandert.
  • Heb jij de uitkomst van de som veranderd?

  • Hoe komt het dat het precies daar gebeurt?
  • Dat is nog nooit gebeurd.
Oefen met herkennen 
pv en vd

Slide 5 - Slide

2. Verschil ik-vorm en stam
ik-vorm: vorm van werkwoord zoals bij de persoon ik
                                                          ik loop, ik verhuis, ik reis

stam: hele werkwoord -en eraf halen
                                                          lop, verhuiz, reiz
Oefen met persoonsvorm vt

Slide 6 - Slide

3. Getal onderwerp en persoonsvorm
Omdat het regende, fietste de leerlingen snel naar huis.

De onderhoudswerkzaamheden aan de school 
duurt langer dan gedacht. 
Oefen met herkennen 
pv en  onderwerp

Slide 7 - Slide

4. Regels toepassen
  • taxi kofschip alleen bij verleden tijd en voltooid deelwoord
  • t  x  k  f  s ch p: gaat alleen om de klinkers 

  • in tegenwoordige tijd kan er alleen een t bij komen
  • bij tegenwoordige tijd 'lopen' invullen, dan hoor je het

  • td en vd bijvoeglijk gebruikt => zo kort mogelijk

Oefen met alle vormen 
van het ww.
Volg het schema

Slide 8 - Slide

5. Tijd afleiden uit de zin.
Tegenwoordige tijd: iedere week, vandaag, stelling.
Water drinkt men uit een glas.

Verleden tijd: toen, vorig jaar, vroeger.

Andere persoonsvorm in samengestelde zin 
=> zelfde tijd aanhouden.

Slide 9 - Slide

SO bekijken
herkennen pv
herkennen vd
toepassen regels tt
toepassen regels vt
toepassen regels vd
VD en TD als bn

Slide 10 - Slide

Inspanningsverplichting
Word-bestand met:
  • overzicht soorten fouten SO
  • overzicht welke oefeningen je gaat doen (kies uit Versterk jezelf en/of cambiumNed)
  • maak foto's van elke gemaakte oefening
  • je kunt uit je hoofd het schema werkwoordspelling opschrijven op papier (maak hiervan ook een foto)

Slide 11 - Slide

Vervolg
Je mailt mij het word-document.

We maken een afspraak om de SO op een inhaalmoment te maken.

Je hoogste cijfer telt, met een 6,5 als hoogste cijfer.

Slide 12 - Slide

Regels persoonsvorm tt
Tegenwoordige tijd, vul lopen in => je hoort een t.
  • Ik erbij, jij erachter => ik-vorm            ik vind, brand jij
  • Hij, zij, het => ik-vorm + t                    jij wordt, hij brandt
  • Meervoud => hele werkwoord           wij / jullie / zij lopen

Let op met onregelmatige werkwoorden: Hij wil (zonder t)

Slide 13 - Slide

Regels persoonsvorm vt


Schrijf zoals je het hoort (onregelmatig/sterke ww)
ik loop, ik liep; ik lees, ik las; ik help, ik hielp; ik zal, ik zou;
ik vind, ik vond.

Slide 14 - Slide

Regels persoonsvorm vt
Wat zijn de regels als je het niet hoort? Kijk naar de STAM.
taxi kofschip ja?
ik-vorm + te / ten
  • ik faxte
  • wij faxten
taxi kofschip nee?
 ik-vorm + de / den
  • ik verhuisde
  • wij verhuisden

Slide 15 - Slide

Uitleg voltooid deelwoord
Precies hetzelfde als bij de verleden tijd.

Schrijf zoals je het hoort (onregelmatig/sterke ww).
ik liep, ik ben naar school gelopen; ik las, ik heb gelezen; 
ik hielp, ik heb geholpen; ik vind; ik heb gevonden.

Slide 16 - Slide

Uitleg voltooid deelwoord
Wat zijn de regels als je het niet hoort? Kijk naar de STAM.
taxi kofschip ja?
ge + ik-vorm + t
  • ik heb gefaxt
  • wij hebben gefaxt
taxi kofschip nee?
 ge + ik-vorm + d
  • ik ben verhuisd
  • wij zijn verhuisd

Slide 17 - Slide

Tegenwoordig deelwoord 
De handeling is nog bezig => hele werkwoord +d

Terwijl ze aan het lachen waren, liepen ze de klas in.
Lachend                                                  liepen ze de klas in.


Slide 18 - Slide

Engelse werkwoorden
als de Nederlandse werkwoorden: 
  • rugbyen - ik rugby - jij rugbyt - hij rugbyde - gerugbyd
  • speechen - ik speech - jij speecht - hij speechte - gespeecht
Uitspraakregels:
  • deleten - ik delete - jij deletet - hij deletete - is gedeletet
  • paintballen - ik paintball - jij paintballt - hij paintballde - heeft gepaintballd

Slide 19 - Slide

VD als BN
  • VD zo kort als uitspraak dat toelaat
  • bepaal is het pv verleden tijd of bijvoeglijk naamwoord

De lamp verlichtte de kamer       /          De verlichte kamer
ik-vorm: verlicht                                            bijvoeglijk naamwoord
verleden tijd => + te

Slide 20 - Slide

TD als bijvoeglijknaamwoord
Volgt de spellingsregels van het bijvoeglijk naamwoord.

De kleine man                     de lezende man        (lezend)
Een kleine man                   een lezende man      (lezend)

Het vervelende kind            het gillende kind        (gillend)
Een vervelend_ kind           een gillend_ kind        (gillend)

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video