What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Woordsoorten persoonsvorm gezegde onderwerp lijd voorwerp
Vandaag:
Deze les oefenen we met:
-Persoonsvorm
- Werkwoordelijk gezegde
- Onderwerp
- Lijdend voorwerp
1 / 28
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 1-3
This lesson contains
28 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Vandaag:
Deze les oefenen we met:
-Persoonsvorm
- Werkwoordelijk gezegde
- Onderwerp
- Lijdend voorwerp
Slide 1 - Slide
Hoe kun je de persoonsvorm vinden in een zin?
Slide 2 - Open question
Persoonsvorm
De persoonsvorm kun je op drie manieren vinden in een zin:
1. De zin vragend maken
2. De tijd in de zin veranderen
3. Het aantal in de zin veranderen
Ik loop naar school.
Loop
ik naar school?
Ik
liep
naar school.
Wij liepen
naar school.
Slide 3 - Slide
Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:
Elke vrijdagavond hang ik lekker op de bank
A
ik
B
hang
C
op de bank
D
elke vrijdagavond
Slide 4 - Quiz
Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:
Sturen jullie ook altijd kerstkaarten?
A
jullie
B
kerstkaarten
C
Sturen
Slide 5 - Quiz
Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:
Gisteren heb ik heel hard gewerkt aan economie?
A
Gisteren
B
gewerkt
C
aan
D
heb
Slide 6 - Quiz
Heel werkwoord
Het hele werkwoord noemen we ook wel de
infinitief
De hele werkwoorden staan in de tegenwoordige tijd in het meervoud en eindigen meestal op een -n
Bijvoorbeeld: lopen, fietsen, slapen, eten
Slide 7 - Slide
Wat is in de onderstaande zin het hele werkwoord?
Het publiek moest lang op de huldiging wachten.
A
moest
B
wachten
C
het publiek
D
de huldiging
Slide 8 - Quiz
Wat is het hele werkwoord in de onderstaande zin?
De komende jaren zal de temperatuur stijgen.
A
zal
B
de temperatuur
C
stijgen
D
de komende jaren
Slide 9 - Quiz
Het voltooid deelwoord
instructiefilmpje
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Video
Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin:
Hebben Anouk en Wendy de opdracht nog niet gemaakt?
A
Anouk en Wendy
B
Hebben
C
de opdracht
D
gemaakt
Slide 12 - Quiz
Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin:
Gisteravond hebben veel mensen naar het nieuwe programma gekeken.
A
gisteravond
B
hebben
C
gekeken
D
veel mensen
Slide 13 - Quiz
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Slide 14 - Open question
Welke vraag stel je om het onderwerp te vinden in de zin?
Slide 15 - Open question
Het onderwerp
Het onderwerp is altijd een persoon, een dier of een zaak. Het is datgene waar het in de zin om gaat.
Je vindt het onderwerp door te vragen:
Wie/wat + persoonsvorm.
Voorbeeld: Ik loop naar school.
De persoonsvorm is "loop".
Wie loopt? Ik. "Ik" is dus het onderwerp.
Slide 16 - Slide
Wat is het onderwerp in de volgende zin?
Jan en Henk fietsen naar huis.
A
Jan
B
Henk
C
Jan en Henk
D
huis
Slide 17 - Quiz
Wat is het onderwerp in de volgende zin.
Gisteren heeft hij een spelletje gespeeld.
A
Gisteren
B
een spelletje
C
heeft
D
hij
Slide 18 - Quiz
Welke vraag stel je om het lijdend voorwerp te vinden?
Slide 19 - Open question
Lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp vind je door de vraag te stellen: Wie/wat + persoonsvorm/werkw.gez + onderwerp?
Voorbeeld
Mark gaf mij gisteren een cadeautje.
- Persoonsvorm:
Gaf
Mark mij gisteren een cadeautje?
- Onderwerp: Wie gaf?
Mark
- Lijdend voorwerp: Wat +gaf+ Mark?
een cadeautje
Slide 20 - Slide
Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Marjan heeft vandaag appels gekocht.
A
vandaag
B
appels
C
Marjan
D
heeft gekocht
Slide 21 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Morgen krijg ik een nieuwe fiets.
A
Morgen
B
krijg
C
ik
D
een nieuwe fiets
Slide 22 - Quiz
Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
lijdend vvw
ww gezegde
Zin:
Persoonsvorm
Onderwerp
Marjan
had
een mooi gedicht
voor haar opa
geschreven.
Slide 23 - Drag question
Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
Zin:
Gisteren
bracht
ze
een goed boek
voor mij
mee.
Slide 24 - Drag question
Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vw
ww gezegde
meewerkend vw
Zin:
De ober
heeft
de jas
aan de klant
gegeven.
Slide 25 - Drag question
Morgen moet je hem maar gaan helpen.
Persoonsvorm
Onderwerp
Lijdend voorwerp
je
hem
moet
Slide 26 - Drag question
gezegde/persoonsvorm
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
geeft
Mijn moeder
mijn broer
een boek
voor zijn verjaardag.
Slide 27 - Drag question
Aan de slag!
Werkblad.
8 zinnen per pagina.
Totaal 16 zinnen!
Daarna online: Cusrus 7 paragraaf 12
Slide 28 - Slide
More lessons like this
Grammatica zinsontleding
April 2024
- Lesson with
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo
Leerjaar 1-3
Herhaling zinsleer tweede jaar (feit-mening)
September 2022
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 1-3
Zinsdelen TL3
November 2021
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Woordsoorten persoonsvorm gezegde onderwerp lijd voorwerp meew voorwerp
September 2022
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 1-3
Grammatica zinsontleding
March 2022
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 1-3
Grammatica zinsontleding
September 2023
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 1-3
Grammatica zinsontleding
December 2022
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 1-3
Grammatica zinsontleding
March 2023
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 1-3