What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
2M | CHAPITRE 2 | werkwoorden op ER + bijvoeglijk naamwoord
2MH | CHAPITRE 2
WERKWOORDEN OP -ER & BIJVOEGLIJK NAAMWOORD
1 / 21
next
Slide 1:
Slide
Frans
Middelbare school
vmbo t, havo
Leerjaar 2
This lesson contains
21 slides
, with
interactive quizzes
and
text slide
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
2MH | CHAPITRE 2
WERKWOORDEN OP -ER & BIJVOEGLIJK NAAMWOORD
Slide 1 - Slide
Een bijvoeglijk naamwoord is een woord ...
A
waar je de, het, een voor kunt zetten
B
dat een handeling laat zien (werkwoordsvorm)
C
dat iets zegt over het zelfstandig naamwoord
D
Een woord waar je 'aan' of 'voor' kunt zetten
Slide 2 - Quiz
Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken
Slide 3 - Quiz
Hoe maak je een bijvoeglijk naamwoord 'meervoud' ?
A
er hoeft niks achter
B
met een extra -s of -es
C
met een extra -e
D
met een extra -i
Slide 4 - Quiz
Wat is hier de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Elle porte les chaussures vertes.
B
Elle porte les chaussures vert.
Slide 5 - Quiz
Wat is NIET de goede vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Elle est une grande fan
B
J' ai passé une bonne soirée
C
C' est une petit chambre
D
c'est la nouvelle marque
Slide 6 - Quiz
Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist vorm?
A
La plage est beau.
B
La plage est beaux.
C
La plage est belle.
D
La plage est belles.
Slide 7 - Quiz
Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Monique est très sportive
B
Monique est très sportifs
C
Monique est très sportif
D
Monique est très sportives
Slide 8 - Quiz
Vóór het zelfst nw
Slide 9 - Mind map
Welke zin is ONjuist?
A
J'ai une soeur sportive.
B
J'ai une soeur belle.
C
J'ai une petite soeur.
D
J'ai une soeur active.
Slide 10 - Quiz
Welke zin is ONjuist?
A
J'ai un nouveau vélo.
B
J'ai un vélo vert.
C
J'ai un bon vélo.
D
J'ai un vélo grand.
Slide 11 - Quiz
Werkwoorden op -er
Wat doe je als EERST in het stappenplan om de goede uitgang te vinden voor een werkwoord?
(2 antwoorden invullen)
A
Je vult de uitgang bij de goede persoon in.
B
Je haalt -er van het werkwoord af.
C
Je schrijft op wat goed klinkt.
D
Je kijkt wat het hele werkwoord is.
Slide 12 - Quiz
Wat is de stam van het werkwoord
habiter
A
habite
B
habites
C
habit
D
habi
Slide 13 - Quiz
Werkwoorden op ER
Elle regard...
A
e
B
es
C
ons
D
ez
Slide 14 - Quiz
Werkwoorden op ER
Tu regard...
A
e
B
es
C
ons
D
ez
Slide 15 - Quiz
Werkwoorden op ER
Nous trouv...
A
e
B
es
C
ons
D
ez
Slide 16 - Quiz
werkwoorden op - er
La fille ... (danser)
A
danse
B
danses
C
dansez
D
dansent
Slide 17 - Quiz
werkwoorden op -er
Ils ... (détester)
A
déteste
B
détestons
C
détestez
D
détestent
Slide 18 - Quiz
Werkwoorden op ER
Harrie et Kees cherch...
A
e
B
es
C
ons
D
ent
Slide 19 - Quiz
Reglematige werkwoorden op -er
Je .................... (chercher)
A
cherchez
B
cherches
C
cherchent
D
cherche
Slide 20 - Quiz
Comment ça va?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 21 - Poll
More lessons like this
2M | CHAPITRE 2 | werkwoorden op ER + bijvoeglijk naamwoord
December 2021
- Lesson with
28 slides
Frans
Middelbare school
3. Werkwoorden op -ER & Bijvoeglijk naamwoord
September 2024
- Lesson with
33 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
2M | CHAPITRE 2 | werkwoorden op ER + bijvoeglijk naamwoord
February 2024
- Lesson with
25 slides
Frans
Middelbare school
Verbes en -er + la négation chapitre 2
January 2022
- Lesson with
40 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Ch 2 - les 6
January 2023
- Lesson with
35 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Ch 2 - les 7
January 2023
- Lesson with
33 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
H2 toetsweek
December 2023
- Lesson with
13 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Répétition de chapitre 2 2VWO
December 2021
- Lesson with
17 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2