H4 Het weer: 4.3 Wolken en neerslag

H4.3 Wolken en neerslag
Welkom
Terugkoppeling
Lesdoelen
Zelfstandigheid
Afsluiting

1 / 45
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 8 videos.

Items in this lesson

H4.3 Wolken en neerslag
Welkom
Terugkoppeling
Lesdoelen
Zelfstandigheid
Afsluiting

Slide 1 - Slide

Terugkoppeling
Hw-controle
Nakijk
Wat hebben we vorige les behandeld? 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

De luchtdruk wordt gemeten met een?
A
manometer
B
Hydrometer
C
barometer
D
thermometer

Slide 4 - Quiz

1 millibar is gelijk aan
A
100 pascal
B
10 pascal
C
1 pascal
D
1000 pascal

Slide 5 - Quiz

De druk in een band meet je met een?
A
Hydrometer
B
barometer
C
thermometer
D
manometer

Slide 6 - Quiz

Hoe is het weer in een hogedrukgebied meestal?

Slide 7 - Open question

geef de twee formules om de absolute druk te berekenen

Slide 8 - Open question

Bestaat er een lagere temperatuur dan 0K
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quiz

Bereken de temperatuur in Kelvin als de temperatuur 1880 Celsius is
A
2153
B
1607
C
1880
D
kan niet

Slide 10 - Quiz

Bereken de temperatuur in graden Celsius als de temperatuur 200 K is
A
-73
B
473
C
73
D
kan niet

Slide 11 - Quiz

Wat is het koudste ?
A
10 graden celsius
B
80 graden Fahrenheit
C
273 Kelvin

Slide 12 - Quiz

Wat is de eenheid van luchtdruk?
De eenheid van druk is Pascal (Pa)
vaak wordt de term Bar of mbar gebruikt.
1 mbar = 100 Pa = 1 hPa = 0,1 kPa
De luchtdruk op aarde is meestal tussen
970 - 1040 mbar = 97 - 104 kPa 
1 kPa = 1000 Pa

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Hoe meet je de luchtdruk?
Luchtdruk meet je met een Barometer
100.000 Pa = 100 kPa = 1 Bar
100 Pa = 1 hPa = 0,1 kPa = 1 mbar


De luchtdruk op aarde is meestal tussen
970 - 1040 mbar   =     970 - 1040 hPa
97 - 104 kPa            = 97000 - 104000 Pa




Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Omrekenen
  • 1 atm = 1 bar 
  • 1 bar = 1000 mbar 
  • 1 mbar = 100 Pa 

  • DUS:
  • 1 atm = 1000 mbar = 100000 Pa

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

4.3 Lesdoelen
1. Waterdamp
2. Dauwpunt
3. Wolken
Bekijk de volgende filmjes en maak aantekeingen

Slide 19 - Slide

H4.3
1. Waterdamp
Zie volgende film

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Faseovergangen
Faseovergangen

Slide 22 - Slide

H4.3 Tussenopdrachten
Maak 25 t/m 26
Laat je werk meteen controleren zodra je klaar bent. 

Slide 23 - Slide

H4.3
2. Dauwpunt
Zie volgende film

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

H4.3 Tussenopdrachten
Maak 30
Laat je werk meteen controleren zodra je klaar bent. 

Slide 26 - Slide

Faseovergangen

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

H4.3 Tussenopdrachten
Maak 27 + 28
Laat je werk meteen controleren zodra je klaar bent. 

Slide 29 - Slide

1

Slide 30 - Video

00:43
Hoe heet dit proces? Dus, van gas naar vaste stof heet ... (1 woord)

Slide 31 - Open question

3. Wolkenvorming
Bekijk de volgende en maak aantekeningen. 

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Video

Hoe ontstaan wolken?

Slide 34 - Slide

Bantwoord de volgende vragen

Slide 35 - Slide

Rijp
Dauw
IJzel
Regen valt op bevroren grond en bevriest (lucht boven en grond onder 0 graden Celsius)
Waterdamp in de lucht bevriest direct op voorwerpen (temperatuur onder 0 graden Celsius)
Waterdamp uit de lucht vormt druppeltjes op voorwerpen (temperatuur boven 0 graden Celsius)

Slide 36 - Drag question

3 Toestanden van water
Vaste fase


Vloeibare fase


Gasfase

Slide 37 - Slide

Hoe ontstaat luchtdruk?
A
Doordat de gassen in de atmosfeer een gewicht hebben.
B
Doordat gassen in de atmosfeer verwarmt worden.
C
Doordat gassen in de atmosfeer bewegen.

Slide 38 - Quiz

Hoe verandert de luchtdruk als je een berg opklimt?

A
De luchtdruk neemt toe
B
De luchtdruk blijft hetzelfde
C
De luchttdruk neemt af
D
Dat hangt van de wind af

Slide 39 - Quiz

§ 4. Wat is het dauwpunt bij 10 g per kubieke meter?
A
0 ºC
B
5 ºC
C
10 ºC
D
20 ºC

Slide 40 - Quiz

Als de temperatuur onder het dauwpunt komt kan het gras nat worden.
A
juist
B
onjuist

Slide 41 - Quiz

Wat zijn wolken? waar bestaat het uit?

Slide 42 - Mind map

Het dauwpunt is de temperatuur waarbij waterdamp vloeibaar water wordt. Welke fase-overgang vind er dan dus plaats?
A
verdampen
B
smelten
C
condenseren
D
stollen

Slide 43 - Quiz

Wat was nieuw voor jou na in deze les? Noem minimaal 2 onderdelen.

Slide 44 - Open question

Dank voor het meedoen!
Zorg dat de boekopdrachten ook af zijn :-)
Tot de volgende les. 

Slide 45 - Slide