les Formatieve Toets H4 Het Weer

Weer en Klimaat
Formatieve Toets
H4 Het weer 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Weer en Klimaat
Formatieve Toets
H4 Het weer 

Slide 1 - Slide

Het kookpunt van water (100 graden Celsius) en het smeltpunt van ijs (o graden Celsius) worden gebruikt als ijkpunten bij...?
A
Thermometers die koorts kunnen meten
B
Thermometers die in Kelvin aangeven
C
Thermometers die in graden Celsius aangeven
D
Thermometers die kamertemperatuur meten

Slide 2 - Quiz

Wat gebeurt er met een bimetaal nadat hij afkoelt?

Slide 3 - Open question


Welke faseovergang zien we hiernaast?

Slide 4 - Open question

Sleep de juiste faseovergang naar de juiste plek.
a. Welke faseovergang vindt plaats van 1 naar 2?
b. Welke faseovergang vindt plaats van 2 naar 3?
c. Welke faseovergang vindt plaats van 3 naar 4?
d. Welke faseovergang vindt plaats van 4 naar 1?
Smelten
condenseren
verdampen
stollen

Slide 5 - Drag question

Aan de grond is de luchtdruk 1000 mbar. Hoe groot is de luchtdruk op een hoogte van 10 km
A
Tussen 0 mbar en 1000 mbar
B
Ook 1000 mbar
C
Groter dan 1000 mbar

Slide 6 - Quiz

In Wolvega blijken de barometers 's ochtends ineens erg sterk te stijgen. Van 990 mbar gaat de luchtdruk naar 1030 mbar. Wat gaat er gebeuren?
A
Het kleine beetje wolken verdwijnt, het wordt een stralende middag
B
Slecht weer op komst, reken op wind en veel regen
C
De temperatuur gaat veranderen, het wordt kouder dan 6 graden Celsius

Slide 7 - Quiz

Hoe komt het dat de bel opstijgende warme lucht je eerst niet ziet?
A
te weinig waterdamp.
B
wolken zijn nooit laag
C
waterdamp is nog onzichtbaar
D
er is dan nog geen bel met warme lucht

Slide 8 - Quiz

Wanneer begint waterdamp in een stapelwolk te condenseren?
A
Als de temperatuur boven het dauwpunt komt.
B
Als de temperatuur beneden het dauwpunt komt.
C
Niet, want je ziet juist de waterdamp.

Slide 9 - Quiz

Door welke eigenschap van onweer is het niet verstandig om te blijven kitesurfen?

Slide 10 - Open question

Welke waarde met eenheid geeft het absolute nulpunt weer?

Slide 11 - Open question

Reken 80K om in graden Celsius. Geef je berekening ook aan

Slide 12 - Open question

Jip en Janneke gaan ´s ochtends vroeg de deur uit op weg naar hun werk. Het is winter en het vriest. In de middag komt er een regen die op de koude bevroren grond valt. Als ze het pad vanuit hun voordeur oplopen glijdt Jip uit door de gladde tegels en valt hij hard op zijn hoofd. Hoe heet het weersverschijnsel dat hierboven is beschreven?

Slide 13 - Open question

Vul in:
a/ Met een ............ kun je meten hoe groot de luchtdruk is.
b/ De luchtdruk ligt meestal ergens tussen ...... mbar en ........... mbar.

Slide 14 - Open question

Hoe wordt de luchtdrukmeter genoemd om de overdruk te meten in autobanden?

Slide 15 - Open question


In de figuur zie je een vereenvoudigde tekening van een barometer. De luchtdruk is aan het stijgen.
a/ Beweegt de bovenkant van het doosje omhoog of naar beneden?
A
omhoog
B
naar beneden

Slide 16 - Quiz


In de figuur zie je een vereenvoudigde tekening van een barometer. De luchtdruk is aan het stijgen.
b/ Beweegt de wijzer W naar links of naar rechts?
A
naar links
B
naar rechts

Slide 17 - Quiz

Reken om en vul in:
970 mbar = Pa
1010 mbar = Pa
102 000 Pa = mbar
97 500 Pa = mbar
980 mbar = kpa
102,2 kPa = mbar

Slide 18 - Open question

Hoog in de bergen is de luchtdruk ...?
A
Hoger
B
Lager
C
Hetzelfde
D
1 Bar

Slide 19 - Quiz

Als de overdruk 2 bar is, wat is dan de absolute druk op zeeniveau?
A
2
B
3
C
1
D
0

Slide 20 - Quiz

Eline doet een proef met statische elektriciteit. Bij een van de proeven stoot een geladen voorwerp A een tweede voorwerp B af. Je kunt hieruit afleiden dat voorwerp B.
A
positief geladen is
B
negatief geladen is
C
dezelfde lading heeft als voorwerp A
D
een tegengestelde lading heeft als voorwerp A

Slide 21 - Quiz

Wat moet je doen als je in onweer terecht komt?
A
onder een boom gaan staan
B
jezelf zo klein mogelijk maken
C
gaan rennen

Slide 22 - Quiz