Reizen les 1

1 / 39
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Dit trhema gaat over reizen.
Je leert de taalfuncties:
Hoe zeg je dat?
Ik wil graag
Je leert bij grammatica:
Werkwoorden: het onderwerp en het werkwoord
Niet
Een
Onze, jullie, hun
Je leert de begrippen:
Liever
Elke dag
 reizen

Slide 2 - Slide

Het openbaar vervoer:


Je leert woorden die horen 
bij het openbaar vervoer.

Je maakt goede zinnen.

Je denkt na over je eigen veiligheid.
 les 1

Slide 3 - Slide

Welke woorden van de vorige les weet je nog?

Slide 4 - Open question

Zijn er in jouw woonplaats trams?
En zijn er bussen?

Betaal je met een ov-chipkaart of met geld?

Hoe weet je welke bus of tram je moet nemen?
En bij welke halte je moet uitstappen?

Slide 5 - Slide

Wat is openbaar vervoer?
A
Vervoer dat gratis is.
B
Vervoer dat iedereen mag gebruiken.
C
Vervoer dat van jezelf is.
D
Alleen de bus en de tram.

Slide 6 - Quiz

Waar sta je nu?
A
bij de bushalte
B
op het station
C
bij de tramhalte
D
in de tram

Slide 7 - Quiz

Waar ben ik?
A
in de tram
B
in de trein
C
in de bus
D
in de metro

Slide 8 - Quiz

Wie gaat er elke dag met de bus of tram?
ja
nee
soms

Slide 9 - Poll

Ik vind reizen met de bus of tram .........
😒🙁😐🙂😃

Slide 10 - Poll

Hoe betaal je de reis?
A
Met een kaartje of je OV-chipkaart.
B
Met een kaartje.
C
Met een OV-chipkaart.
D
Met euromunten.

Slide 11 - Quiz

Oh, Oh.......
ik ben mijn OV-chipkaart vergeten.
Wat moet ik doen?
A
Mijn OV-chipkaart thuis ophalen.
B
Gewoon in de bus stappen.
C
Een los kaartje kopen.
D
Een OV-chipkaart lenen.

Slide 12 - Quiz


A
de trem
B
de tram
C
de bus
D
de boes

Slide 13 - Quiz


A
de tramhalte
B
het perron
C
de bushalte
D
de bus

Slide 14 - Quiz

Hoeveel mensen hoor je?
A
2
B
4
C
3
D
5

Slide 15 - Quiz

Hoeveel haltes moet Lies nog gaan?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 16 - Quiz

Maak een goede zin met:
de bushalte

Slide 17 - Open question

Wie bekijkt of je een goed kaartje hebt?
A
de bestuurder
B
de controleur
C
de machinist
D
de agent

Slide 18 - Quiz

de controleur

Slide 19 - Slide

De agent controleert andere dingen.

Slide 20 - Slide

de bestuurder

Slide 21 - Slide

de bestuurder van de trein = de machinist

Slide 22 - Slide

Je hebt geen kaartje.
Je zit wel in de tram.
Hoe heet dat?

A
blauw rijden
B
rood rijden
C
grijs rijden
D
zwart rijden

Slide 23 - Quiz

vervoersmiddelen

Slide 24 - Mind map

woorden bij de les:

de bus                           de bushalte

de tram                         de tramhalte

de ov-chipkaart           zwart rijden - de boete

Slide 25 - Slide

Schrijf de woorden op en maak met ieder woord een goede zin.
de tram
de bus
de tramhalte
de bushalte
de bestuurder
zwart rijden - boete
reizen
Heb je nog meer woorden geleerd?  Schrijf ze op.

Klaar: extra opdracht

Slide 26 - Slide

Ik loop naar de tram.

Ik sta naast de tram.
Ik ben bij de tram.

Ik stap in de tram.
Ik ben in de tram. Ik zit in de tram.

Ik ga met de tram mee.

Ik stap uit de tram.



voorzetsels

Slide 27 - Slide

De tram en jij in Den Haag!!

Slide 28 - Slide

Schrijf de woorden op.
Sla een regel over.
Maak een zin met het woord.

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Link

Slide 32 - Slide

Ga je wel eens met de trein?
Waar ga je dan naartoe?

Hoe weet je hoe laat de trein vertrekt?
Vertrekt de trein altijd op tijd?

 les 2

Slide 33 - Slide

Woorden bij de les:
een kaartje kopen

de stationshal

het perron
IJsbreker
Hoofdstuk 4 les 2

Slide 34 - Slide

Woorden bij de les:

het station

het loket 

de kaartjesautomaat

IJsbreker
Hoofdstuk 4 les 2

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Link

IJsbreker
Hoofdstuk 4 les 2

Ik kom
Je komt
Kom je?
Hij komt
Zij komt
U komt
Wij komen
Zij komen
Ik begin
Jij begint
Begin je?
Hij begint
Zij begint
U begint
Wij beginnen
Zij beginnen
de werkwoorden

Slide 37 - Slide

Zijn we er allemaal?

Stop je je telefoon in je tas?

Heb je je spullen klaarliggen?

Heb je je huiswerk gemaakt?
De afspraken

Slide 38 - Slide

Huiswerk: 
Maak de online opdrachten.
Lees de les nog een keer door.
Maak de opdrachten af.

IJsbreker

Slide 39 - Slide