What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Quiz herhaling leerjaar 2 havo/vwo
Welke woorden in onderstaande zin moeten met hoofdletter?
"ich lese ein buch."
A
ich + lese
B
lese + ein
C
ein + buch
D
ich + buch
1 / 18
next
Slide 1:
Quiz
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
This lesson contains
18 slides
, with
interactive quizzes
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Welke woorden in onderstaande zin moeten met hoofdletter?
"ich lese ein buch."
A
ich + lese
B
lese + ein
C
ein + buch
D
ich + buch
Slide 1 - Quiz
Hoe vind je de stam van een werkwoord?
Slide 2 - Open question
Wat is de vertaling van het onderstreepte woord.
"Mein
Stundenplan
ist sehr voll"
A
kluisje
B
lesrooster
C
agenda
D
leerboek
Slide 3 - Quiz
Vertaal de onderstaande zin naar het Duits.
"Mijn zus is 20 jaar oud"
Slide 4 - Open question
de leraar
de aardappelen
heel erg
leuk
bevallen
soms
moeilijk
duizend
saai
tausend
gefallen
schwierig
manchmal
langweilig
der Lehrer
sehr
die Kartoffeln
toll
Slide 5 - Drag question
Welke vorm van "haben" past in de onderstaande zin?
"Er ___ morgen Mathe"
A
habe
B
habt
C
hat
D
haben
Slide 6 - Quiz
Er zit een fout in de onderstaande zin.
Schrijf de zin correct op.
"Die Mädchen geht in die neunte Klasse".
Slide 7 - Open question
Welke vorm van "sein" past in de onderstaande zin?
"Ihr ___ die Brüder von Amelia"
A
seid
B
sind
C
bin
D
ist
Slide 8 - Quiz
Vervoeg het werkwoord in de zin (alleen het werkwoord noteren).
(bezoeken) Ich ___ mein Onkel in Ulm.
Slide 9 - Open question
Vertaal de onderstaande zin naar het Nederlands
"Ich nehme einen Schnitzel ohne Pommes"
Slide 10 - Open question
In welke zin is het werkwoord verkeerd vervoegd?
A
Ich arbeite in einer Schule.
B
Wir reisen mit Freunden durch Europa.
C
Er melde sich für das Spiel..
D
Sie wartet auf den Bus.
Slide 11 - Quiz
Hoeveel fouten staan in de onderstaande zin?
"der Junge habe zwei Bruder."
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Open question
Vervoeg het werkwoord in de zin (alleen het werkwoord noteren).
(wohnen) ___ Sie in Münster Herr Kreuer?
Slide 14 - Open question
Stel jezelf in het Duits voor.
Naam + leeftijd + woonplaats
Slide 15 - Open question
Bij welke naamval horen de voorzetsels "aus, bei, mit, nach, seit, von, zu"
A
eerste naamval
B
derde naamval
C
vierde naamval
Slide 16 - Quiz
Wat is de vertaling van het persoonlijk voornaamwoord in de onderstaande zin?
"Das Buch ist für (hem) _____."
Slide 17 - Open question
Hoe zeg je: "Die broek staat je goed!"
A
Die Hose gefällt mir.
B
Die Hose steht mir gut.
C
Die Hose sieht super aus.
D
Die Hose steht dir gut.
Slide 18 - Quiz
More lessons like this
Quiz herhaling leerjaar 2 (mavo 3)
August 2024
- Lesson with
15 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
Quiz herhaling 3hv Kapitel 1
October 2022
- Lesson with
14 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
TH2 NK K2: Persoonlijke voornaamwoorden en de werkwoorden sein en haben
6 days ago
- Lesson with
29 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1
onineles 27 november 2024
10 days ago
- Lesson with
41 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 2,3
K4 Duits Basisgrammatica (12)
October 2024
- Lesson with
13 slides
Duits
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 4
K2 haben
January 2019
- Lesson with
18 slides
Duits
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 1
1 hv- Persoonlijke voornaamwoorden en de werkwoorden sein en haben
6 days ago
- Lesson with
46 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1
OFL - familie - Duits
January 2023
- Lesson with
13 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 1