TH2 NK K2: Persoonlijke voornaamwoorden en de werkwoorden sein en haben

Herzlich willkommen!
1 / 29
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herzlich willkommen!

Slide 1 - Slide

das Programm
opdrachten nakijken
persoonlijk voornaamwoord
Grammatik
quiz

Slide 2 - Slide

Leerdoelen:
  • Ik ken het rijtje van de persoonlijke voornaamwoorden.
  • Ik kan het zelfstandig naamwoord vervangen door een persoonlijk voornaamwoord.
  • Ik kan de werkwoorden sein en haben vervoegen.

Slide 3 - Slide

Persoonlijke voornaamwoorden

Slide 4 - Slide

het persoonlijk voornaamwoord
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie
Sie

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Vertaal het persoonlijk voornaamwoord: 'het' in het Duits.

Slide 8 - Open question

Vertaal het persoonlijk voornaamwoord: 'jij' in het Duits.

Slide 9 - Open question

Vertaal het persoonlijk voornaamwoord: 'wij' in het Duits.

Slide 10 - Open question

Vertaal het persoonlijk voornaamwoord: 'ze' (meervoud) in het Duits.

Slide 11 - Open question

Vertaal het persoonlijk voornaamwoord: 'jullie' in het Duits.

Slide 12 - Open question

Vertaal het persoonlijk voornaamwoord: 'u' (enkelvoud) in het Duits.

Slide 13 - Open question

Door welke pers. voornaamw. vervang ik een zelfst. naamw.?
die Mutter (die Schwester, die Tante, Emma) = sie
der Vater (der Bruder, der Onkel, Thomas) = er
das Kind (das Mädchen) = es
PLURAL: die Mütter, die Väter, die Schwestern, die Brüder, die Kinder = sie

Slide 14 - Slide

Door welk persoonlijk voornaamwoord kun je "die Kinder" vervangen?
A
er
B
sie
C
es
D
Sie

Slide 15 - Quiz

Door welk persoonlijk voornaamwoord kun je "die Eltern" vervangen?
A
er
B
sie
C
es
D
Sie

Slide 16 - Quiz

Door welk persoonlijk voornaamwoord kun je "Sara" vervangen?
A
er
B
sie
C
es
D
Sie

Slide 17 - Quiz

Door welk persoonlijk voornaamwoord kun je "Michael" vervangen?
A
er
B
sie
C
es
D
Sie

Slide 18 - Quiz

Door welk persoonlijk voornaamwoord kun je "das Buch" vervangen?
A
er
B
sie
C
es
D
Sie

Slide 19 - Quiz

... ihr die Eltern von Carola?
A
Bin
B
Bist
C
Sind
D
Seid

Slide 20 - Quiz

Paul ... drei Geschwister.
A
habe
B
hat
C
hast
D
haben

Slide 21 - Quiz

... du zwanzig Euro für mich?
A
Habe
B
Hat
C
Hast
D
Haben

Slide 22 - Quiz

Die Schwester von Anna... sehr nett.
A
bin
B
bist
C
sind
D
ist

Slide 23 - Quiz

Ich ... die Mutter von Barbara.
A
bin
B
bist
C
seid
D
sind

Slide 24 - Quiz

... Sie viele Freunde in der Schweiz, Herr Müller?
A
Haben
B
Hat
C
Habt
D
hast

Slide 25 - Quiz

Hoe ging dit?
Goed? Gaat zo? Helemaal niet goed?

Slide 26 - Mind map

Gibt es noch Fragen?
  • Ik ken het rijtje van de persoonlijke voornaamwoorden.
  • Ik kan het zelfstandig naamwoord vervangen door een persoonlijk voornaamwoord.
  • Ik kan de persoonlijke voornaamwoorden in de zin toepassen.
  • Ik kan de werkwoorden sein en haben vervoegen.

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide