les 3 - nakijken les 2 pijn werkblad

Les 3 - nakijken
starten met nakijken van de opdracht van les 2 over pijn in het werkblad.
Let op: er komt geen antwoord blad beschikbaar, dus schrijf mee en stel vragen. 
doe mee in lessonup voor aanwezigheids-registratie. 
1 / 24
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Les 3 - nakijken
starten met nakijken van de opdracht van les 2 over pijn in het werkblad.
Let op: er komt geen antwoord blad beschikbaar, dus schrijf mee en stel vragen. 
doe mee in lessonup voor aanwezigheids-registratie. 

Slide 1 - Slide

Pijn is? (vraag 1) (3 minuten de tijd)

Slide 2 - Open question

Een patient snijdt zichzelf bij het koken. Dit is een voorbeeld van?
A
nociceptieve viscerale pijn
B
neuropathische pijn.
C
vasculaire pijn
D
nociceptieve somatische pijn.

Slide 3 - Quiz

Een zorgvrager komt bij jou en geeft aan dat hij pijn heeft in het been. Zij beschrijft dit als een stekend gevoel, met een soort elektrische schokken, die verergert bij de lichtste aanraking.
Hier is waarschijnlijk sprake van?
A
nociceptieve viscerale pijn
B
neuropathische pijn.
C
vasculaire pijn
D
nociceptieve somatische pijn.

Slide 4 - Quiz

Een patient heeft last van carpaaltunnelsyndroom, oa heeft hij pijnklachten. Dit is een voorbeeld van?
A
nociceptieve viscerale pijn
B
neuropathische pijn.
C
vasculaire pijn
D
nociceptieve somatische pijn.

Slide 5 - Quiz

Een zorgvrager in een palliatief centrum is bekend met een darmtumor.
ze krijgt pijnstilling in de vorm van paracetamol, en een lage dosis opiaten. Tussendoor krijgt ze af en toe hevige pijn, die niet te hanteren is.
hoe heet deze pijn?
A
oncologische pijn
B
neuropathische pijn.
C
vasculaire pijn
D
doorbraakpijn

Slide 6 - Quiz

Een patient heeft obstipatie klachten en heeft hier veel pijnklachten bij. Dit is een voorbeeld van?
A
nociceptieve viscerale pijn
B
neuropathische pijn.
C
vasculaire pijn
D
nociceptieve somatische pijn.

Slide 7 - Quiz

Een patient heeft last van claudicatio intermittens. Dit is een voorbeeld van?
A
nociceptieve viscerale pijn
B
neuropathische pijn.
C
vasculaire pijn
D
nociceptieve somatische pijn.

Slide 8 - Quiz

Een zorgvrager heeft pijnklachten, die hij met 1 vinger kan aanwijzen op zijn buik , het is een scherpe pijn, die soms stekend wordt.
Wat voor voor pijn is dit?
A
oncologische pijn
B
nociceptieve - viscerale pijn
C
vasculaire pijn
D
nociceptieve - somatische pijn.

Slide 9 - Quiz

dit ging natuurlijk over de soorten pijn. 
op www.pijn.nl kun je ze lezen. 

Je moet ze kennen voor de toets. 

Slide 10 - Slide

stelling: Er is sprake van artrose aan de knie, met langdurige pijnklachten. Dit behandel je volgens de WHO pijnladder.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

stelling: Er is sprake van een nervus ulnaris beschadiging met pijnklachten. Dit behandel je volgens de WHO pijnladder
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

stap 1
stap 2a
stap 2b
stap 3
stap 4
stap 5
WHO pijnladder
sterk opioid per injectie/infusie
sterk opioid Oraal, transdermaal
NSAID
Paracetamol/NSAID EN zwak Opioid
paracetamol EN NSAID
paracetamol

Slide 13 - Drag question

soms wordt de stap NSAID overgeslagen. Waarom? (1 minuut)

Slide 14 - Open question

Soms wordt de stap zwak opioid overgeslagen. Bij welke patiënten en waarom? (1 minuut)

Slide 15 - Open question

Welk medicijn hoort in welke medicijngroep? 
paracetamol
NSAID
zwak opioid
sterk opioid langwerkend
sterk opioid oraal
kortwerkend
sterk opioid injectie
instanyl
naproxen
panadol
Butrans
Oxycontin
actiq
tramal
Oxynorm
oxycodon Retard
ibuprofen
fentanyl  infusie

Slide 16 - Drag question

Waarom werkt de WHO pijnladder vaak niet voor neuropathische pijn? (1 minuut)

Slide 17 - Open question

Welk medicijn hoort in welke medicijngroep? 
anti-epileptica
SSRI
Tricyclische antidepressiva
locale anesthetica
lidocaine pleister
carbamazepine
gabapentine
duloxetine
corticosteroide injectie
emlazalf
venlafaxine
capsaicine peister/creme
nortriptiline
pregabaline
amitriptilinne

Slide 18 - Drag question

Deze medicijngroep werkt doordat ze in het algemeen de prikkels in het zenuwstelsel verminderen, en daarmee ook de pijnklachten.
welke groep is dat?
A
tricyclische antidepressiva
B
Serotonine heropname remmer
C
lidocaine
D
anti-epileptica

Slide 19 - Quiz

Deze medicatie werkt door het binden aan overprikkelde zenuwcellen en er voor te zorgen dat ze minder gevoelig worden.
Welke groep is dit?
A
emla zalf
B
corticosteroide injectie
C
lidocaine pleister
D
capsaicine pleister/creme

Slide 20 - Quiz

Deze medicatie kan huidafwijkingen geven, allergie, branderig gevoel, tachycardie, verminderde smaak en misselijkheid
Welke groep is dit?
A
emla zalf
B
corticosteroide injectie
C
lidocaine pleister
D
capsaicine pleister/creme

Slide 21 - Quiz

Deze medicatie sufheid geven, concentratieproblemen, droge mond, hartritmestoornissen en zeldzaam acute hartdood hierdoor.
Welke groep is dit?
A
anti-epileptica
B
corticosteroide injectie
C
lidocaine pleister
D
antidepressiva

Slide 22 - Quiz

Wanneer een patient anti-epileptica of anti-depressiva krijgt, niet voor epileptie of depressie, maar voor pijn, dan kun je dit zien aan:
A
staat erbij op het medicijndeelblad
B
de dosering is anders
C
altijd in combinatie met paracetamol/NSAID
D
altijd in combinatie met opiod

Slide 23 - Quiz

zijn er nog vragen over het werkblad? 

of over de PPT? 
Dan door naar de nieuwe stof

Slide 24 - Slide