HV1 §1.3 t/m §4.3 lezen (hh)

MH1 §1.3 t/m §4.3 lezen (hh)
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 35 min

Items in this lesson

MH1 §1.3 t/m §4.3 lezen (hh)

Slide 1 - Slide

Uit welke 3 onderdelen bestaat een tekst?

Slide 2 - Open question

Wat is het verschil tussen een feit en een mening?

Slide 3 - Open question

Feit of mening?
Het is fijn dat het over 4 weken zomervakantie is.
A
feit
B
mening

Slide 4 - Quiz

Feit of mening?

Nike is het best verkopende sneakermerk.
A
feit
B
mening

Slide 5 - Quiz

Feit of mening?

In Amsterdam wonen meer mensen dan in Amstelveen.
A
Feit
B
Mening

Slide 6 - Quiz

Welke 2 manieren van tekstopbouw zijn er?

Slide 7 - Open question

Welke tekstopbouw heeft een nieuwsbericht?
A
tweedeling (inleiding - kern)
B
driedeling (inleiding-kern-slot)

Slide 8 - Quiz

De hoofdgedachte is...
A
...de mening van de schrijver over het onderwep
B
...wat de schrijver wil bereiken met de tekst
C
...is een korte samenvatting van de tekst in één zin
D
...het onderwerp

Slide 9 - Quiz

Waar vind je de hoofdgedachte meestal?

Slide 10 - Open question

Wat is de kernzin van een alinea?

Slide 11 - Open question

Welk tekstverband?
Mijn oom is heel erg avontuurlijk. Mijn tante daarentegen is helemaal niet avontuurlijk en wil niet graag nieuwe dingen beleven.
A
opsommend
B
tijdsvolgorde
C
tegenstellend

Slide 12 - Quiz

Welk tekstverband?
Mijn moeder wil groenten en fruit kopen. Verder brood, daarnaast wat broodbeleg en tot slot een paar toetjes.
A
opsommend
B
tijdsvolgorde
C
tegenstellend

Slide 13 - Quiz

Welk tekstverband?
Eerst deed ik mijn pyjama aan en vervolgens poetste ik mijn tanden. Daarna stapte ik in bed en uiteindelijk viel ik weer in slaap. 
A
opsommend
B
tijdsvolgorde
C
tegenstellend

Slide 14 - Quiz

Wat is het belangrijkste tekstdoel van de Harry Potter-boeken?
A
informeren
B
amuseren

Slide 15 - Quiz

Wat is het belangrijkste tekstdoel van een voetbalverslag in een krant?
A
informeren
B
amuseren

Slide 16 - Quiz