Herhaling les 29 t/m 30

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Herhaling les 29 en 30

29: Bijvoeglijk naamwoord

30: Meewerkend voorwerp

Wat is het bijvoeglijk naamwoord van deze zin:

Voor mij in de rij staat een kale man.

Wat is het bijvoeglijk naamwoord van deze zin:

De wedstrijd nam een onverwachte wending.

Wat is het bijvoeglijk naamwoord van deze zin:

Mijn nieuwe piano is vals.

Wat is het bijvoeglijk naamwoord van deze zin:

1Onze taarten worden gemaakt met de beste ingrediënten.

Hoe vind je het lijdend voorwerp in een zin?

1. Vraagzin maken
2. wie of wat + gezegd + ow
3. WIe of wat + gezegde
4. Zin in een andere tijd zetten

Wat is het lijdend voorwerp van de zin:

Mijn vader bakt brood

Wat is het lijdend voorwerp van de zin:

Apple lanceert dit najaar een nieuw product.

Wat is het lijdend voorwerp van de zin:

Jasper bewonderde het meisje met het rode haar.

Heeft deze zin een meewerkend voorwerp?:

Ze besteedt te weinig tijd aan haar huiswerk.

1. Ja
2. Nee

Heeft deze zin een meewerkend voorwerp?:

Die man geeft mij de kriebels.

1. Ja
2. Nee

Heeft deze zin een meewerkend voorwerp?:

De bakker heeft een grote prijs gewonnen.

1. Ja
2. Nee

Heeft deze zin een meewerkend voorwerp?:

Volgende week ontvang je vijftig procent korting op alle items.

1. Ja
2. Nee

Heeft deze zin een meewerkend voorwerp?:

Mounir speelt Bas de bal toe.

1. Ja
2. Nee