4.3/4.4

1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Leerdoelen

  • Je kunt de bijvoeglijke naamwoorden in een zin herkennen en benoemen.
  • Je kunt bijvoeglijke naamwoorden voor zelfstandige naamwoorden plaatsen.  



  • Je kunt het meewerkend voorwerp in een zin benoemen.

Slide 2 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord 
Een bijvoeglijk naamwoord vertelt iets over een zelfstandig naamwoord. 

voorbeeld
a. Het meisje | draagt | een jas.
b. Het knappe meisje | draagt | een rode jas.

Knappe zegt iets over het meisje. Rode zegt iets over de jas. 
Knappe en rode zijn bijvoeglijke naamwoorden. 

Slide 3 - Slide

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Peter heeft rode voetballen gekocht.

Slide 4 - Open question

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Het Esdal College heeft een prachtig logo.


Slide 5 - Open question

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Patricia geeft aan Henk een prachtig huwelijkscadeau.

Slide 6 - Open question

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

In het Oosterbos woont de grote boze heks.

Slide 7 - Open question

Les 3: grammatica blok 4 KGT
4.5 - 4.7 - 4.8 

Slide 8 - Slide

Meewerkend voorwerp (1)
Het meewerkend voorwerp (mv) komt voor in zinnen met een lijdend voorwerp. Het werkwoord vraagt bovendien om een ontvanger. Degene die ontvangt, noem je het meewerkend voorwerp.

Om snel het meewerkend voorwerp te vinden, stel je deze vraag:
Aan wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?
Het antwoord op die vraag noem je het meewerkend voorwerp (mv).

Slide 9 - Slide

Meewerkend voorwerp (2)
De makelaar geeft de sleutels aan de nieuwe bewoners. 

Patricia geeft het cadeau aan Henk. 


Om snel het meewerkend voorwerp te vinden, stel je deze vraag:
Aan wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?
Het antwoord op die vraag noem je het meewerkend voorwerp (mv).

Slide 10 - Slide

Meewerkend voorwerp (3)
Als je het voorzetsel aan kunt weglaten, dan is het zinsdeel een meewerkend voorwerp. Je mag de zinsdelen verplaatsen.

Als je het voorzetsel aan kunt toevoegen, dan is het zinsdeel een meewerkend voorwerp.

Slide 11 - Slide

Wat is het Meewerkend Voorwerp?

Juf Lidy geeft een boek aan de voorleeskampioen.

Slide 12 - Open question

Wat is het Meewerkend Voorwerp?

Mevrouw geeft een orchidee aan mevrouw de Jong


Slide 13 - Open question

Wat is het Meewerkend Voorwerp?

Sinterklaas gaf een nieuwe slee aan de Kerstman.

Slide 14 - Open question