Samengestelde zinnen, Kern les 35

Wat doen we vandaag? 
- leerdoelen 
- interactieve instructie samengestelde zin 

Wat heb je nodig? 
Kern, les 35. Bladzijde 142
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wat doen we vandaag? 
- leerdoelen 
- interactieve instructie samengestelde zin 

Wat heb je nodig? 
Kern, les 35. Bladzijde 142

Slide 1 - Slide

Woord van de Dag
Etniciteit
Betekenis: Sociale-culturele identiteit

Voorbeeldzin: Er zijn discussies over het al dan niet registreren van etniciteit na het plegen van een strafbaar feit. De een vindt dat logisch, een ander is bang dat er dan onbewust zal worden gediscrimineerd. 

Slide 2 - Slide

leerdoelen
Aan het einde van deze week: 
  • weet je wat een samengestelde zin is en wat voegwoorden zijn; 
  • Weet je wat de begrippen hoofdzin, bijzin, nevenschikking en onderschikking betekenen; 
  • kun je in een samengestelde zin bepalen wat een hoofdzin en wat een bijzin is; 
  • kun je voegwoorden herkennen. 
Wat heb je hieraan in het leven? 

Slide 3 - Slide

leerdoelen

- Je begrijpt beter hoe de Nederlandse taal is opgebouwd. 
- Om goed te kunnen spellen, heb je kennis van de grammatica nodig. 
- Dit ga je vooral merken in de bovenbouw, het is belangrijk om daarom nu deze basis al te hebben. 

- Daarnaast is het ook heel leuk om slimmer te zijn dan je ouders. Laat hen de opdrachten uit deze LessonUp maar eens maken ;). 
Wat heb je hieraan in het leven? 

Slide 4 - Slide

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

Deze week moet je het prentenboek inleveren.

Slide 5 - Open question

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin? Let op: er is iets bijzonders aan deze zin als het gaat om de persoonsvorm.

Deze week moet je het prentenboek inleveren en zoek je een boek uit voor de boekenclub.

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Video

Samengestelde zinnen
  • Je hebt net gemerkt dat zinnen meerdere persoonsvormen kunnen hebben. 
  • Een zin met één persoonsvorm, noem je een enkelvoudige zin. 
  • Een zin met meerdere persoonsvormen, noem je een samengestelde zin.  

  • Om erachter te komen of een zin enkelvoudig of samengesteld is, verander je de zin van tijd. 
  • Het heeft  geen zin om er een vraagzin van te maken. Waarom niet? 

Slide 8 - Slide

Wat is/zijn de persoonsvormen in onderstaande zin?

Max weet al zeker dat hij die nieuwe telefoon gaat kopen.

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Video

Hoofdzin en bijzin
  • Een samengestelde zin kan bestaan uit twee hoofdzinnen óf een hoofdzin en een bijzin
  • Je bepaalt eerst of je te maken hebt met een samengestelde zin. 
  • Vervolgens kijk je of het onderwerp direct naast de persoonsvorm staat.     - Ja? Dan heb je te maken met een hoofdzin
      
  • Staan het onderwerp en de persoonsvorm niet naast elkaar? én kan er niets tussen geplaatst worden? 
      - Dan heb je te maken met een bijzin. 

Slide 11 - Slide

Hoofdzin en bijzin
  • Een samengestelde met twee persoonsvormen, bevat ook altijd twee onderwerpen! 

De terrassen zijn weer open en sinds vorige week mag je ook weer naar de sportschool. 

pv = zijn en mag 

ow = wie of wat+pv 

wie of wat zijn? -> de terrassen
wie of wat mag? -> je 

Slide 12 - Slide

Wat zijn de persoonsvormen in onderstaande zin?

Ik houd van series kijken, maar mijn vriend gamet liever.

Slide 13 - Open question

Wat zijn de onderwerpen in onderstaande zin?

Ik houd van series kijken, maar mijn vriend gamet liever.

Slide 14 - Open question

Bestaat onderstaande zin uit twee hoofdzinnen of een hoofdzin en een bijzin?

Ik houd van series kijken, maar mijn vriend gamet liever.
A
hoofdzin en bijzin
B
hoofdzin en hoofdzin
C
bijzin en hoofdzin

Slide 15 - Quiz

Leg uit waarom onderstaande samengestelde zin uit twee hoofdzinnen bestaat.

Ik houd van series kijken, maar mijn vriend gamet liever.

Slide 16 - Open question

Aan de slag 
  • Maak opdracht 1 en 2 in Kern, bladzijde 143 
  • We kijken daarna samen na
  • Ben je al klaar? Maak dan opdracht 3. 

Slide 17 - Slide