Lesson 11 - Homework; possessive adjectives and pronouns

Welcome to English class!
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welcome to English class!

Slide 1 - Slide

Today
Today we are going to...

- read online.
- check your homework.
- learn how say something belongs to someone.

Slide 2 - Slide

Online reading
timer
2:30

Slide 3 - Slide

Lesson goals
At the end of this class...

- you have read online for 15 minutes.
- you can show that something belongs to someone.

Slide 4 - Slide

Look back at the previous lesson
So, what have we learned last lesson?


Last lesson, we saw a video of a dog who...


Slide 5 - Slide

Homework check
Vocabulary: 
Finish exercise 42 on page 40. Use the vocabulary of page 76 to do exercise 40

Slide 6 - Slide

Time for Grammar!

Slide 7 - Slide

This is my notebook and pencil. It is mine.

Slide 8 - Slide

That is your bag. That bag is ....... .

Slide 9 - Slide

That is his backpack. 
That backpack is ....... .

Slide 10 - Slide


Personal pronouns,
possessive adjectives,
possessive pronouns

Slide 11 - Slide

1. Personal pronoun = persoonlijk voornaamwoord. Dit gebruik je om naar iemand of iets te refereren zonder de naam te gebruiken. ​

2. Possessive adjective = bezittelijk bijvoeglijk voornaamwoord. Het bezittelijk bijvoeglijk voornaamwoord geeft aan van wie of wat iets is. ​

3. Possessive pronouns = bezittelijk voornaamwoord. Als je wilt uitdrukken dat iets van jou (of van iemand anders) is, kun je bezittelijke voornaamwoorden (possessive pronouns) gebruiken.​




 


Bjorn is nice. He is nice.
The students are great. They are great.

He has a new bike. That's his bike.​
I have a car. That's my car.


That's my car. It's mine.
That's his bike. That's his.

Slide 12 - Slide

Let's test your knowledge!
- Go to page 45
- Do exercise 48A & B.

(Finished? Make a start with exercise 47, 49, 50 & 51)

Slide 13 - Slide

2. Possessive adjectives
Als je wilt uitdrukken dat iets van jou (of van iemand anders) is, kun je bijvoeglijk bezittelijke voornaamwoorden (possessive pronouns) gebruiken, zoals jouw, mijn, zijn, gevolgd door datgene wat jij of iemand anders bezit. Bijvoorbeeld: mijn boek, jouw huis, zijn hond. 

In het Engels gaat dit op dezelfde manier:
mijn boek -> my book
jouw boek -> your book
zijn boek -> his book
haar boek -> her book
ons boek -> our book
jullie boek -> your book
hun boek -> their book



Slide 14 - Slide

3. Possessive pronoun
Het bezittelijke voornaamwoord kan ook 
zelfstandig worden gebruikt. 
Het Nederlands gebruikt hiervoor een 
van-constructie: dat is van mij.

Het Engels gebruikt hiervoor een 
aparte vorm: mine, yours, etc.
That is my bag. -> That's mine.
That is her bike. -> That's hers.



Slide 15 - Slide

Practise time!
- Go to page 45
- Do exercise 48, 49, 50 & 51.
- Not finished? -> Homework!
timer
10:00

Slide 16 - Slide

Review the lesson
So, what have we learned today?

1. You know what keywords are and how they can help you find answers.
2. You can express possession in English.


Slide 17 - Slide

Homework & next lesson

Homework:
  • Finish exercise 47, 49, 50 & 51.
  • Study the vocabulary on page 76.

Next lesson:
  • Writing an email.

Slide 18 - Slide