Unité 3 - voc & herhaling être / avoir

Libre Service - Unité 3 -
1 / 20
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Libre Service - Unité 3 -

Slide 1 - Slide

samen
A
malade
B
ensemble
C
difficile
D
presque

Slide 2 - Quiz

turnen
A
faire de la gymnastique
B
dessiner
C
faire du cheval
D
jouer du violon

Slide 3 - Quiz

bang zijn
A
il doit
B
faire de la gymnastique
C
tu fais
D
avoir peur

Slide 4 - Quiz

alles
A
presque
B
souvent
C
tout
D
fort en

Slide 5 - Quiz

waarom
A
presque
B
sauf
C
pourquoi
D
désolé

Slide 6 - Quiz

de voorstelling
A
le spectacle
B
le dessin
C
la fois
D
la comédie

Slide 7 - Quiz

lezen
A
redoubler
B
regarder
C
lire
D
dessiner

Slide 8 - Quiz

tu as =
A
ik heb
B
men is
C
jij hebt
D
jij bent

Slide 9 - Quiz

vous êtes
A
jullie zijn / u bent
B
jullie hebben / u heeft
C
zij zijn
D
men is

Slide 10 - Quiz

elle a =
A
zij is
B
zij hebben
C
zij heeft
D
zij zijn

Slide 11 - Quiz

Ils sont =
A
zij hebben
B
zij heeft
C
zij is
D
zij zijn

Slide 12 - Quiz

u bent =
A
vous êtes
B
nous sommes
C
vous avez
D
nous avons

Slide 13 - Quiz

hij heeft
A
il est
B
elle a
C
ils ont
D
il a

Slide 14 - Quiz

zij hebben =
A
elles sont
B
ils ont
C
elle a
D
il a

Slide 15 - Quiz

jij bent =
A
j' ai
B
tu as
C
tu es
D
je suis

Slide 16 - Quiz

wij hebben =
A
nous sommes
B
nous avons
C
nous avoir
D
on est

Slide 17 - Quiz

Kies de juiste vertaling van :
<Hij heeft> 100 euros !
A
Ils ont
B
Il a
C
Elle a
D
Ils sont

Slide 18 - Quiz

Kies de juiste vertaling van :
Ah, bon, <u bent> madame
Dupont !
A
tu as
B
tu es
C
vous avez
D
vous êtes

Slide 19 - Quiz

Kies de juiste vertaling van :
André <is> sympathique.
A
a
B
es
C
est
D
as

Slide 20 - Quiz