§4.5 De Gouden Eeuw - Deel 2

§4.5 De Gouden Eeuw
Deel 2
1 / 28
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

§4.5 De Gouden Eeuw
Deel 2

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Link

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Map

Lesdoelen
Je kan uitleggen:
  • Wat de VOC en WIC zijn
  • Hoe de nijverheid in de Republiek bloeide
  • Hoe de Gouden Eeuw tot zijn einde kwam

Slide 6 - Slide

Hoe specerijen eerst in Europa kwamen

Slide 7 - Slide

Hoe specerijen in de Gouden Eeuw in Europa kwamen

Slide 8 - Slide

Wat is een compagnie
A
Specerijen
B
Handelsbedrijf
C
Een soort schip
D
Pakhuis voor goederen

Slide 9 - Quiz

Hoe zorgden de losse compagnieën ervoor dat iedereen minder verdiende?

Slide 10 - Open question

Oprichting VOC
1602: Einde alle losse compagnieën
Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) wordt opgericht
VOC krijgt een monopolie

Monopolie betekent dat je de enige bent die in iets handelt

Slide 11 - Slide

Waar staan de letters VOC voor?
A
Verenigde Oosterse Compagnie
B
Verzamelde Oost-Indische Compagnieën
C
Verenigde Oost-Indische Compagnie
D
Verzamelde Oosterse Compagnie

Slide 12 - Quiz

Filmpje
De VOC in Indië

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Maar ook in het westen
Ook in het westen ging Nederland handelen
Dit gebeurde door de West-Indische Compagnie (WIC)
De WIC handelde vooral in slaven

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Filmpje
Wat was de WIC?

Slide 17 - Slide

6

Slide 18 - Video

00:16
Waar staan de letters WIC voor?
A
West-Indische Compagnie
B
Westers Ingestelde Compagnie
C
West-Iconische Compagnie
D
Welvaart-Indische Compagnie

Slide 19 - Quiz

00:41
Waarmee kopen de Nederlanders slaven? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
Textiel
B
Kruiden
C
Drank
D
Wapens

Slide 20 - Quiz

01:02
Waarom zouden slaven een brandmerk krijgen van de WIC?

Slide 21 - Open question

01:19
Waarom zou een slavenhandelaar het erg vinden dat één van de slaven sterft?
A
Dat vindt hij helemaal niet erg
B
Dan kan hij deze niet meer verkopen
C
Hij leeft erg mee met de slaven
D
Dan moet het weer opgeruimd worden

Slide 22 - Quiz

02:11
Voor hoeveel procent van de totale slavenhandel is Nederland verantwoordelijk?
A
5%
B
25%
C
55%
D
80%

Slide 23 - Quiz

02:17
Moeten we boos zijn op de Nederlandse slavenhandelaren?
A
Ja
B
Nee

Slide 24 - Quiz

Filmpje
Canon

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Resumé
Pak je schrift
Schrijf voor jezelf op wat we deze les besproken hebben
Wie, Wat, Waarom, Wanneer
timer
2:00

Slide 27 - Slide

Huiswerk
Schrijf op in je agenda
Maken opdracht 14.5
29 November repetitie §4.1 t/m §4.5

Slide 28 - Slide