De man die daar woont, koopt elke dag een krant.
HZ: De man koopt elke dag een krantBZ: die daar woont.
Dit is een bijzin die iets zegt over het znw: de man = bijvoeglijke bijzin .
De bijzin start met een betrekkelijk voornaamwoord: DIE.
Gisteren vond ik het boek terug, dat ik zo lang geleden ben kwijtgeraakt.
HZ: Gisteren vond ik het boek terug.
BZ: dat ik zo lang geleden ben kwijtgeraakt.
Is een bijzin die iets zegt over het zelfstandig nw: boek = bijvoeglijke bijzin.
De bijzin start met een betrekkelijk vnw.: DAT.