Herhalen formules

Herhalen formules
1 / 18
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Herhalen formules

Slide 1 - Slide

vijf vragenseries en oefeningen

Slide 2 - Slide

Klaar voor serie 1?
Pak je schrift erbij.
Je mag een rekenmachine gebruiken


Woordformule!

Slide 3 - Slide

In Arjan zijn aquarium zit 240 liter water.
Elke week verdampt er 1,5 liter water.
Met welke woordformule kun je het overgebleven hoeveelheid water berekenen?
A
Hoeveelheid water = 240 x aantal weken - 1,5
B
Hoeveelheid water = 1,5 x aantal weken
C
Hoeveelheid water = 1,5 x aantal weken - 240
D
Hoeveelheid water = 240 - 1,5 x aantal weken

Slide 4 - Quiz

Het huren van een busje kost €30,00 per dag. Welke woordformule hoort hierbij?
A
Totale kosten = 30 : aantal dagen
B
Totale kosten = 30 + aantal dagen
C
Totale kosten = 30 x aantal dagen
D
Totale kosten = 30 - aantal dagen

Slide 5 - Quiz

Anouk is aan het sparen voor een nieuwe smartphone. Ze heeft al €40,00 in haar spaarpot. Met babysitten verdiend ze elke week €15,00. Bij dit verhaal hoort de volgende formule:
Spaargeld = 40 + 15 x aantal weken
Hoeveel spaargeld heeft Anouk over 7 weken?
A
€ 55,00
B
€ 145,00
C
€ 385,00
D
Ik heb geen idee

Slide 6 - Quiz

Klaar voor serie 2?
Pak je schrift erbij.
Je mag een rekenmachine gebruiken

Letterformules!

Slide 7 - Slide

verdiensten in € = 7 + 3q
Wat zijn de verdiensten in €, als q = 2
A
39
B
20
C
13
D
6

Slide 8 - Quiz

Osman heeft een fiets met een kilometerteller. Op de eerste dag van zijn vakantie maakt hij een fietstocht. De kilometerstand kan hij berekenen met de volgende formule: kilometerstand = 250 + 15t
t : tijd in uren.
Hoeveel kilometer staat er op zijn kilometerstand, voordat hij op de fiets stapt deze vakantie?
A
15
B
250
C
265
D
0

Slide 9 - Quiz

Klaar voor serie 3?
Pak je schrift erbij.
Je mag een rekenmachine gebruiken


Tabel en grafiek bij lineair verband

Slide 10 - Slide

Hoeveel punten moet je in een assenstelsel tekenen om een lineaire grafiek te maken?
A
1
B
2
C
4
D
5

Slide 11 - Quiz

De regelmaat in
deze tabel is
A
1
B
12
C
0
D
+12

Slide 12 - Quiz

Klaar voor serie 4?
Pak je schrift erbij.
Je mag een rekenmachine gebruiken


Lineair verband: tabel, grafiek, formule

Slide 13 - Slide

Bij een lineair verband kun je een grafiek tekenen. Je herkent de daarbij behorende tabel door:
A
een gelijkmatige toename
B
een gelijkmatige afname
C
een gelijkmatige toename of afname
D
Je kunt dit niet zien in de tabel

Slide 14 - Quiz

Bij een lineair verband kun je altijd een grafiek tekenen. De grafiek heeft altijd ........
A
een kromme lijn
B
een rechte lijn

Slide 15 - Quiz

Klaar voor serie 5?
Pak je schrift erbij.
Je mag een rekenmachine gebruiken


begingetal en hellingsgetal

Slide 16 - Slide

Wat zijn de variabele van de volgende formule:
Kosten in € = 2 + 0,75 x aantal kaarten
A
2 en 0,75
B
kosten in €
C
aantal kaarten
D
kosten in € en aantal kaarten

Slide 17 - Quiz

Het begingetal kun je vinden, doordat de grafiek snijdt met de x-as
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz