6.3 Herhalen

Wyona gaat kijken naar een voetbalwedstrijd tussen Ajax en Feyenoord. Ajax wint en er ontstaat een rel. Feyenoordsupporters maken de tribunes kapot en steken vuurwerk af. Dit is een voorbeeld van:
A
Positieve externe effecten
B
Negatieve externe effecten
C
Economische effecten
D
Sociale normen
1 / 24
next
Slide 1: Quiz
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wyona gaat kijken naar een voetbalwedstrijd tussen Ajax en Feyenoord. Ajax wint en er ontstaat een rel. Feyenoordsupporters maken de tribunes kapot en steken vuurwerk af. Dit is een voorbeeld van:
A
Positieve externe effecten
B
Negatieve externe effecten
C
Economische effecten
D
Sociale normen

Slide 1 - Quiz

Twee beweringen over externe effecten.
I. Autorijden heeft slechts negatieve externe effecten.
II. Toename van het autoverkeer leidt tot een toename van maatschappelijke kosten.
Welke bewering(en) is/zijn goed?

A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout

Slide 2 - Quiz

Een inkrimping van Schiphol kan zowel positieve als negatieve externe effecten hebben. Twee uitspraken:
I. Een negatief extern effect is dat Schiphol minder omzet zal maken.
II. Een positief extern effect is dat omwonenden minder last van lawaai zullen hebben.

A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is juist
D
Beide zijn goed

Slide 3 - Quiz

Directe / indirecte belasting
Directe belastingen: Worden direct aan de belastingdienst betaald. Het gaat om de belasting over inkomen, winst en vermogen.

Indirecte belastingen: Zitten verwerkt in de prijs van producten en diensten. Ze worden betaald aan de verkoper, deze draagt ze af aan de belastingdienst. Het gaat om bijv. btw en accijns. 

Slide 4 - Slide

Nederland kent een progressief belastingsysteem. Wat houdt dat in?

Slide 5 - Open question

Belasting
Progressief belastingsysteem: iemand met een hoog inkomen moet naar verhouding (dus procentueel gezien) meer belasting betalen dan iemand met een hoog inkomen.

Vlaktaks: Iedereen betaalt hetzelfde percentage belasting.

Slide 6 - Slide

Subsidie en accijns
  • Wil je iets stimuleren? -> subsidie
  • Wil je iets afleren? -> accijns 


Slide 7 - Slide

Subsidies
Subsidie = financiële bijdrage van de overheid om mensen en bedrijven te stimuleren
  • Sporten
  • Museumbezoek
  • Milieuvriendelijker produceren
  • ...

Slide 8 - Slide

Collectieve goederen
Voorzieningen waar alle burgers gebruik van kunnen maken en die worden geleverd en betaald door de overheid.


Slide 9 - Slide

Collectieve en particuliere sector
Collectieve sector
  • overheid en sociale zekerheidsinstellingen
  • iedereen kan er gebruik van maken

Particuliere sector
  • bedrijven
  • willen verkopen om winst te maken

Slide 10 - Slide

Welkom! Dit heb je nodig:
  1. Open je boek op blz. 165
  2. Pak je pen en rekenmachine
  3. Open je schrift voor een aantekening.
timer
5:00

Slide 11 - Slide

Dit gaan wij doen:
  1. Aantekening 6.3
  2. Opgave 11 maken
  3. Opgave 12 samen

Slide 12 - Slide

Aantekening paragraaf 6.3
Progressief belastingsysteem:
Iemand met een hoog inkomen moet naar verhouding (dus procentueel gezien) meer belasting betalen dan iemand met een laag inkomen.

Vlaktaks:
Iedereen betaalt hetzelfde percentage belasting.

Slide 13 - Slide

Voorbeeld
Voorbeeld A
Voorbeeld B
Inkomen                   €32.000
Inkomen                €115.000
Belastingbedrag       €8.000
Belastingbedrag    €34.500
Inkomen                   €80.000
Inkomen                €65.000
Belastingbedrag       €20.000
Belastingbedrag    €9.750

Slide 14 - Slide

Om dit te kunnen berekenen heb je de volgende formule nodig:  
              x 100%.

Bij economie gebruik je deze formule vaak om een deel van het geheel in procenten uit te drukken.
Voorbeeld A:
               x 100% = 25%                              x 100% = 25%

Hier is sprake van een vlaktaks, want beide betalen procentueel hetzelfde bedrag aan belasting
32.0008.000
geheeldeel
80.00020.000

Slide 15 - Slide

Voorbeeld B:
               x 100% = 30%                       x 100% = 15%

Dus hier is sprake van een proportioneel belastingstelsel, want naarmate het inkomen stijgt, betaal je meer belasting.  




115.00034.500
65.0009.750

Slide 16 - Slide

Opgave 12.
Voorbeeld A:
39.000 : 130.000 x 100% = 30%
26.000 : 65.000 x 100% = 40%

Voorbeeld B:
37.500 : 75.000 x 100% = 50%
10.000 : 20.000 x 100% = 50%

Voorbeeld C:
34.000 : 80.000 x 100% = 42,5 %
9.000 : 30.000 x 100% = 30%

Slide 17 - Slide

Welkom A3X
Fijn dat jullie er allemaal zijn!

  1. Pak je boek op blz. 165 erbij
  2. Open je schrift bij de opdrachten van 6.3
  3. Pak je pen en rekenmachine
timer
5:00

Slide 18 - Slide

Wat gaan wij deze les doen?
-Profielkeuze
-Huiswerk 6.3 bespreken

Slide 19 - Slide

vraag 13 blz. 167
Juli 2007: €4,00
Juli 2012: 38% is de prijs van sigaretten incl. accijns gestegen.
juli 2012: €4,00 x 1,38 = €5,52
Dus de prijsstijging is €1,52 incl. accijns.
Juli 2012: €4,00 x 1,12 = €4,48 is de prijs van een pakje sigaretten gestegen zonder accijns
€5,52 - €4,48 = €1,04 wordt veroorzaakt door accijns.
deel:geheel x 100%
1,04 : 1,52 x 100% = 68,4%

Slide 20 - Slide

Welkom! Dit heb je nodig:
  1. Open je boek op blz. 157
  2. Pak je pen en rekenmachine
  3. Open je schrift voor een opdracht.
  4. Pak Google Classroom erbij.
timer
3:00

Slide 21 - Slide

Dit gaan wij doen:
1. Oefenopgaven maken
2. Oefenopgaven bespreken

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Zelfstandig werken
Maak de oefenopgaven die op Google Classroom staan. Maak deze opgaven in je schrift.

Stel je vraag door op het hand button te klikken.
timer
20:00

Slide 24 - Slide