Thema 1 - les 2- woorden over wonen

Lesdoel
Ik leer twaalf woorden over
wonen en kan daar opdrachten mee maken.
1 / 15
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 5

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Lesdoel
Ik leer twaalf woorden over
wonen en kan daar opdrachten mee maken.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Sleep het woord naar de juiste betekenis.
Een deel van een stad of groot dorp.
Het midden van een stad of een dorp.

Een leeg huis aankleden met meubels.

Een hek rondom een terrein.
Steeds betalen om iets te mogen gebruiken.
inrichten
huren
de wijk
het centrum
de omheining

Slide 3 - Drag question

Maak een zin met het werkwoord

huren

Slide 4 - Open question

Welk woord hoort bij de zin?
Een deel van een stad of groot dorp.
A
het centrum
B
de wijk
C
de omheining
D
inrichten

Slide 5 - Quiz

Welk woord hoort bij de zin?
Het midden van een stad of dorp.
A
het centrum
B
de wijk
C
de omheining
D
inrichten

Slide 6 - Quiz

Welk woord hoort bij de zin?
Steeds betalen om iets te mogen gebruiken.
A
huren
B
de wijk
C
de omheining
D
inrichten

Slide 7 - Quiz

Welk woord hoort bij de zin?
Een leeg huis aankleden met meubels.
A
huren
B
de wijk
C
de omheining
D
inrichten

Slide 8 - Quiz

Welk woord hoort bij de zin?
Een hek rondom een terrein.
A
huren
B
de wijk
C
de omheining
D
inrichten

Slide 9 - Quiz

Welk woord hoort op de puntjes?
Morgen komen de meubels, dan gaan we de woning .......
A
de huisregels
B
het rijtjeshuis
C
volledig
D
inrichten

Slide 10 - Quiz

Welk woord hoort op de puntjes?
Om bij ...... te komen moet je twee trappen op.
A
het rijtjeshuis
B
het appartement
C
het centrum
D
volledig

Slide 11 - Quiz

Welk woord hoort op de puntjes?
Ga eens aan de kant, je ....... de doorgang!
A
inrichten
B
het appartement
C
belemmert
D
volledig

Slide 12 - Quiz

Welk woord hoort op de puntjes?
De dozen mogen niet op de gang staan. dat is tegen
A
het rijtjeshuis
B
het appartement
C
het centrum
D
de huisregels

Slide 13 - Quiz

Welk woord hoort op de puntjes?
"Dat vind ik ook! Ik ben het ....... met je eens."
A
volledig
B
inrichten
C
belemmert
D
de huisregels

Slide 14 - Quiz

aan het werk
Blok 1 - les 2

Ga werken in de taalwerkboek.

Klaar: taalblobs

Slide 15 - Slide