werkwoordspelling tt / tijd van nu PREISK wb 3.3

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

werkwoordspelling tt / tijd van nu 

Doel

- je kunt werkwoorden in de tt

(tijd van nu)

goed spellen

In de tegenwoordige tijd hebben bijna alle werkwoorden drie vormen.

Het onderwerp bepaalt dus de vorm die je moet kiezen.

ik-vorm

gebruik je voor ik en als jij achter het werkwoord staat

kijk maar:

ik loop

loop jij?

hij-vorm 

ik-vorm + t

gebruik je voor 

jij, hij, zij, het

kijk maar:

hij loopt

wij-vorm 

hele werkwoord

gebruik je voor 

wij - jullie - zij

kijk maar:

wij lopen

Leg uit.

herhalen: geef werkwoorden en laat de leerlingen de vormen noemen die bij de tegenwoordige tijd horen van dat werkwoord.

plakken - varen - worden - vinden - praten

Herhaal dat de hij-vorm op dt kan eindigen en dat de hij-vorm géén extra t krijgt als de stam eindigt op een t.

We weten nog .......

Leg uit.

Gebruik beide begrippen door elkaar, laat leerlingen aangeven of het ik-vorm (stam) of hij-vorm is.

ik-vorm = stam

hij-vorm= stam + t

Tom... (boffen, tt)als
hij een ijsje krijgt

... (Stoten, tt) jij je
kleine teen ?

Ik ... (worden) moe van spelling.
pv-tt

1. wordt
2. wort
3. word

Wat is de juiste ww-spelling in de tt?
(Branden) je vingers niet!

1. Brand
2. Brandt

Wat is de juiste spelling in de tt?

Zoiets (verzinnen) dat kind heus niet!

1. verzint
2. verzind
3. verzindt
4. verzinde

Wat is de juiste spelling?
Rinskes moeder heeft haar naar het modellenbureau ........

1. begeleid
2. begeleidt
3. begeleit
4. begeleidde

Hij ..... erg aardig

1. zijn
2. ben
3. is

Vul het goede woord in
....... jij nu pauze?

1. hebt
2. heb
3. ben

Schrijf het goede woord.
Dilem ........ (doen) goed mee met de les

Vul de goede vorm van het ww. zijn in
...... jij te laat?

Aan de slag blz 84/85

Zelf: Maak opdracht 1, 3 4 en 5

Klaar? 

Met je buurman/buurvrouw

opdr 2 = werkblad 3.3