This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Welkom 1D!
Ga lekker zitten volgens de plattegrond.
Leg het volgende vast op tafel:
leesboek
schrift + etui
laptop (dicht)
Slide 1 - Slide
Welkom 1D!
Ga lekker zitten volgens de plattegrond.
Leg het volgende vast op tafel:
leesboek
schrift + etui
laptop (dicht)
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Pak je leesboek en ga lekker lezen!
Slide 4 - Slide
Vandaag ...
Wat weet je nog?
Theorie
Aan de slag!
Doelen van de les: Je kunt het onderwerp herkennen in een zin.
Slide 5 - Slide
Hoe verdelen we een zin in zinsdelen?
Slide 6 - Mind map
Zinsdelen
Zoek de persoonsvorm;
verdeel de zin in zinsdelen;
er staat één zinsdeel voor de persoonsvorm;
de werkwoorden zijn aparte zinsdelen.
Slide 7 - Slide
de persoonsvorm
De persoonsvorm vinden:
Maak van de zin een vraag, het werkwoord vooraan in de zin is de persoonsvorm.
Zet de zin in een andere tijd, het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm
Verander het getal van de zin, maak van enkelvoud meervoud of andersom, het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm
Slide 8 - Slide
Zin in zinsdelen verdelen
Zinnen bestaan uit zinsdelen. Eén woord of een groep woorden die bij elkaar horen. Je kunt een zinsdeel vooraan in de zin plaatsen: voor de persoonsvorm.
Bijvoorbeeld:
In Lord of the Rings / moet / de hobbit Frodo / een ring / vernietigen.
De hobbit Frodo / moet / een ring vernietigen / in Lord of the Rings.
Een ring / moet / de hobbit Frodo / vernietigen / in Lord of the Rings.
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Op welke manier vind je het onderwerp van een zin?
Slide 11 - Mind map
Het onderwerp
Naast een persoonsvorm bevatten de meeste zinnen ook een onderwerp. Je vindt het onderwerp als volgt:
Stel de vraag: Wie/Wat + persoonsvorm?
> het antwoord op deze vraag is het onderwerp.
Slide 12 - Slide
Nakijken opdracht 3 en 4
Slide 13 - Slide
Aan de slag!
Maak hoofdstuk 21: 5, 6 en 8
blz. 46/47
De eerste tien minuten werk je zelfstandig in stilte. Daarna mag je zachtjes overleggen met degene naast je.