H20 - Persoonsvorm en onderwerp

Welkom 1F! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. Leg het volgende vast op tafel:
  • (Kern +) schrift
  • etui 
  • (leesboek)
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom 1F! 
Ga lekker zitten volgens de plattegrond. Leg het volgende vast op tafel:
  • (Kern +) schrift
  • etui 
  • (leesboek)

Slide 1 - Slide

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Vandaag...
  • Dagopening
  • Voorlezen
  • Theorie 
  • Opdrachten maken
Leerdoel:
Ik kan in een zin bepalen wat de persoonsvorm en het onderwerp is. 

Slide 2 - Slide

Huiswerk
Dinsdag 7 november:
H20, opdr. 1 t/m 3, 5 t/m 7

Slide 3 - Slide

Terugblik

Slide 4 - Slide

Samengevat:

Grammatica: de regels van een taal.

  • Officiële grammatica
  • Onofficiële grammatica

Slide 5 - Slide

Samengevat:

Grammatica: de regels van een taal.

  • Officiële grammatica: regels van een taal zijn vastgelegd.
  • Onofficiële grammatica: regels die niet op schrift zijn vastgelegd.

Slide 6 - Slide

Samengevat:

Ontleden is een manier om de grammatica van een taal te bestuderen. Je kijkt dan hoe de zinnen in elkaar zitten.
  • Taalkundig ontleden: 
  • Redekundig ontleden

Slide 7 - Slide

Samengevat:

Ontleden is een manier om de grammatica van een taal te bestuderen. Je kijkt dan hoe de zinnen in elkaar zitten.
  • Taalkundig ontleden: bij ieder woord kijken wat voor soort woord het is (woordsoorten)
  • Redekundig ontleden: kijken naar de functie van woorden in een zin (zinsdelen)

Slide 8 - Slide

Wat weet je al?

Slide 9 - Slide

Hieronder vind je een aantal woorden/groepjes woorden.
Maak hiermee zoveel mogelijk verschillende zinnen.
Gebruik in elke zin alle woorden/groepjes woorden.

Vorig jaar heb ik voor mijn vrienden een damtoernooi georganiseerd.

Slide 10 - Open question

Je kunt de persoonsvorm op drie manieren vinden. Weet je nog welke drie manieren er zijn?

Slide 11 - Mind map

de persoonsvorm

De persoonsvorm vinden:
  1. Maak van de zin een vraag, het werkwoord vooraan in de zin is de persoonsvorm.
  2. Zet de zin in een andere tijd, het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm
  3. Verander het getal van de zin, maak van enkelvoud meervoud of andersom, het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm

Slide 12 - Slide

"Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin."

De persoonsvorm =
A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze

Slide 13 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

"Waarom wandelt Kees de avondvierdaagse?"
A
Waarom
B
Er is geen persoonsvorm.
C
wandelt
D
Kees

Slide 14 - Quiz

Zin in zinsdelen verdelen


Zinnen bestaan uit zinsdelen. Zinsdelen zijn één of een groep woorden die bij elkaar horen. Je kunt een zinsdeel vooraan in de zin plaatsen: voor de persoonsvorm.

Bijvoorbeeld:
  • In Lord of the Rings / moet / de hobbit Frodo / een ring / vernietigen.
  • De hobbit Frodo / moet / een ring vernietigen / in Lord of the Rings.
  • Een ring / moet / de hobbit Frodo / vernietigen / in Lord of the Rings. 


Slide 15 - Slide

Zinsdelen vinden

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Verdeel onderstaande zin in zinsdelen
Josefien wil zaterdag graag winkelen.

Doe dit door schuine strepen (/) tussen de zinsdelen te zetten.

Slide 18 - Open question

Verdeel onderstaande zin in zinsdelen
Op woensdag gaan wij vaak boodschappen doen.

Doe dit door schuine strepen (/) tussen de zinsdelen te zetten.

Slide 19 - Open question

Verdeel onderstaande zin in zinsdelen
Jan komt morgen een taartje eten.

Doe dit door schuine strepen (/) tussen de zinsdelen te zetten.

Slide 20 - Open question

Het onderwerp





Naast een persoonsvorm bevatten de meeste zinnen ook een onderwerp. Je vindt het onderwerp als volgt:
  • Stel de vraag: Wie/Wat + persoonsvorm?
      > het antwoord op deze vraag is het onderwerp.

VB: Mijn nichtjes hebben gisteren bij Jim een taart gebakken voor oma.
  • Vraag: Wie + pv? > Wie hebben?
  • Antwoord op de vraag: Mijn nichtjes
  • OW = Mijn nichtjes

Slide 21 - Slide

Wat is het onderwerp in deze zin?

De meeste leerlingen waren wel in voor een grapje
A
De meeste leerlingen
B
waren
C
wel in
D
voor een grapje

Slide 22 - Quiz

Wat is het onderwerp in deze zin?

Gisteren kwamen Kees en Monique op bezoek.
A
Gisteren
B
kwamen
C
Kees en Monique
D
op bezoek

Slide 23 - Quiz

Zoek de persoonsvorm. Verdeel de zin in zinsdelen. Benoem het onderwerp.
In Nederland zijn in 2014 weer wilde katten geboren.

Slide 24 - Open question

We lezen samen de theorie op blz. 82 t/m 85

Slide 25 - Slide

Aan de slag!
Maak van hoofdstuk 20: opdr. 1 t/m 3, 6 en 7

De eerste tien minuten werk je zelfstandig in stilte. Daarna mag je zachtjes overleggen met degene naast je.

Klaar? 
Lezen in je leesboek
timer
15:00

Slide 26 - Slide

Huiswerk
Dinsdag 7 november:
H20: opdr. 1 t/m 3, 5 t/m 7

Slide 27 - Slide