H3 Ch1H

BONJOUR 
Bonjour
et 
bienvenue!!
1. Ga rustig zitten.
2. Pak je boek 
3. Log in op LessonUp 
1 / 24
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

BONJOUR 
Bonjour
et 
bienvenue!!
1. Ga rustig zitten.
2. Pak je boek 
3. Log in op LessonUp 

Slide 1 - Slide

Le programme
  • Révision 2AE
  • Herhalen werkwoorden être en avoir en de werkwoorden op -er
  • Werkwoorden op -re (Ch1H)

Slide 2 - Slide

Avoir=hebben
Ik heb
J'ai 
Jij hebt
Tu as
Hij/zij/men heeft
Il/elle/on a
Wij hebben
Nous avons
Jullie hebben
U heeft
Vous avez
Zij hebben
Ils/elles ont

Slide 3 - Slide

J'..... (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
ont

Slide 4 - Quiz

Tu ... (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
ont

Slide 5 - Quiz

Il/elle/on ... (avoir)
A
ai
B
as
C
a
D
ont

Slide 6 - Quiz

Vous ... (avoir)
A
ai
B
as
C
avez
D
avons

Slide 7 - Quiz

Être =  zijn
Ik ben
Je suis
Jij bent
Tu es
Hij/zij/men is
Il/elle/on est
Wij zijn
Nous sommes
Jullie zijn
U bent
Vous êtes
Zij zijn
Ils/elles sont

Slide 8 - Slide

Je ... (être)
A
suis
B
es
C
est
D
sont

Slide 9 - Quiz

Tu ... (être)
A
suis
B
es
C
est
D
sont

Slide 10 - Quiz

Vous ... (être)
A
suis
B
sommes
C
êtes
D
sont

Slide 11 - Quiz

Les verbes réguliers en "-er"
Quels verbes tu connais? 

Slide 12 - Slide

Les verbes réguliers en "-er"
La conjugaison.
Tu sais encore? 

Slide 13 - Slide

verbes -er 
persoon
uitgang
ik
je
-e
jij
tu
-es
hij/zij
il/elle
-e
wij
nous
-ons
jullie/u
vous
-ez
zij 
ils/elles
-ent

Slide 14 - Slide

Verbes

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Les verbes réguliers en -er
Je
E
Tu
ES
Il/elle/on
E
Nous
ONS
Vous
EZ
Ils/elles
ENT

Slide 17 - Slide

Exemple Parler
Je
parle
Tu
parles
Il/elle/on
parle
Nous
parlons
Vous
parlez
Ils/elles
parlent

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Le verbe régulier en -re
1. Stam van het werkwoord [ => -re]
2. Zet de juiste uitgang er achter
voorbeeld: attendre = wachten

uitgangen: s, s, -, ons,
           ez,ent

Slide 20 - Slide

jij verkoopt (vendre)
A
tu vends
B
tu vendre
C
il vend
D
tu as vendu

Slide 21 - Quiz

wij wachten (attendre)
A
vous attendez
B
nous attendons
C
nous attendions
D
ils attendent

Slide 22 - Quiz

hij antwoordt
A
il répond
B
vous répondez
C
il réponds
D
ils répondent

Slide 23 - Quiz

Au travail!
Ex. Chapitre 1H
29abcd

Slide 24 - Slide