4.2 Grammatica - Nevenschikking en onderschikking

Grammatica
Klas: 2VC
Datum: 13-05-2020
Nederlands
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Grammatica
Klas: 2VC
Datum: 13-05-2020
Nederlands

Slide 1 - Slide

Volgende les:
  • Herhaling enkelvoudig en samengestelde zinnen
  • Herhaling hoofd- en bijzinnen

  • Uitleg nevenschikking en onderschikking
Deze les:

Slide 2 - Slide

Volgende les:
Herhaling

Slide 3 - Slide

Is de zin enkelvoudig of samengesteld?

'Ik weet dat jij gespijbeld hebt.'
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 4 - Quiz

Is de zin enkelvoudig of samengesteld?

'Alle pennen in het paarse etui zijn leeg.'
A
Enkelvoudige zin
B
Samengestelde zin

Slide 5 - Quiz

Mijn moeder zei dat ik als baby altijd aan het lachen was.
A
Hoofdzin-hoofdzin
B
Hoofdzin-bijzin
C
Bijzin-bijzin
D
Bijzin-hoofdzin

Slide 6 - Quiz

Omdat ik goed leer, haal ik hoge cijfers.
A
Hoofdzin-hoofdzin
B
Hoofdzin-bijzin
C
Bijzin-bijzin
D
Bijzin-hoofdzin

Slide 7 - Quiz

Volgende les:
Samengestelde zinnen bestaan vaak uit twee zinnen, maar ze kunnen ook uit drie of meer zinnen bestaan. 
Vind de drie zinnen in: 
  • We vragen of zij de discussie wil notuleren en hij de voorzitter wil zijn. 
Samengestelde zinnen

Slide 8 - Slide

Volgende les:
Samengestelde zinnen bestaan vaak uit twee zinnen, maar ze kunnen ook uit drie of meer zinnen bestaan. 
Vind de drie zinnen in: 
  • We vragen of zij de discussie wil notuleren en hij de voorzitter wil zijn. 

  1. We vragen 
  2. (of) zij de discussie wil notuleren
  3. (en) hij de voorzitter wil zijn
Samengestelde zinnen

Slide 9 - Slide

Volgende les:
Nevenschikking en onderschikking zijn begrippen die gebruikt worden om de relatie tussen delen van samengestelde zinnen te beschrijven.

Nevenschikking: de zinnen zijn gelijkwaardig
Onderschikking: de zinnen zijn niet gelijkwaardig
Nevenschikking en onderschikking

Slide 10 - Slide

Volgende les:
Bij een nevenschikking (ns) bestaat de samengestelde zin uit (minstens) twee hoofdzinnen -> zin 1 {hz} + {hz} of uit een hoofdzin met twee bijzinnen -> zin 2 {hz + (bz) + (bz)}. 

  1. {Ik koop geen cd's}, want {ik gebruik altijd mijn iPod}. 
  2. {Weet je al (of je vanavond meegaat naar de film) of (dat je liever thuisblijft)}? 
Nevenschikking en onderschikking

Slide 11 - Slide

Volgende les:
Bij een onderschikking (os) bestaat de samengestelde zin uit een hoofdzin met een bijzin erin. Bijzin kan vooraan staan (zin 1: {(bz) + hz} en achteraan in de zin -> zin 2 {hz + (bz)}. 

  1. {(Omdat ik altijd mijn iPod gebruik), koop ik geen cd's}.
  2. {ik koop geen cd's, (omdat ik altijd mijn iPod gebruik)}. 
Nevenschikking en onderschikking

Slide 12 - Slide

Volgende les:
1. Sinds ze contactlenzen draagt, ziet Petra er veel leuker uit. 


Nevenschikking en onderschikking

Slide 13 - Slide

Volgende les:
1. Sinds ze contactlenzen draagt, ziet Petra er veel leuker uit. 


Nevenschikking en onderschikking

Slide 14 - Slide

Volgende les:
1. Sinds ze contactlenzen draagt, ziet Petra er veel leuker uit. 

{(bijzin) + hoofdzin}
Nevenschikking en onderschikking

Slide 15 - Slide

Volgende les:
1. Sinds ze contactlenzen draagt, ziet Petra er veel leuker uit. 

{(bijzin) + hoofdzin} = onderschikkend (os)
Nevenschikking en onderschikking

Slide 16 - Slide

Volgende les:
2. De businessclass is duur, maar je hebt er wel goede plaatsen. 
Nevenschikking en onderschikking

Slide 17 - Slide

Volgende les:
2. De businessclass is duur, maar je hebt er wel goede plaatsen. 


Nevenschikking en onderschikking

Slide 18 - Slide

Volgende les:
2. De businessclass is duur, maar je hebt er wel goede plaatsen. 

{hoofdzin} + {hoofdzin}
Nevenschikking en onderschikking

Slide 19 - Slide

Volgende les:
2. De businessclass is duur, maar je hebt er wel goede plaatsen. 

{hoofdzin} + {hoofdzin} = nevenschikkend (ns)
Nevenschikking en onderschikking

Slide 20 - Slide

Volgende les:
3. Wilt u de contactpersoon bellen, zodra u in Italië geland bent? 


Nevenschikking en onderschikking

Slide 21 - Slide

Volgende les:
3. Wilt u de contactpersoon bellen, zodra u in Italië geland bent


Nevenschikking en onderschikking

Slide 22 - Slide

Volgende les:
3. Wilt u de contactpersoon bellen, zodra u in Italië geland bent

{hoofdzin + (bijzin)}
Nevenschikking en onderschikking

Slide 23 - Slide

Volgende les:
3. Wilt u de contactpersoon bellen, zodra u in Italië geland bent

{hoofdzin + (bijzin)} = onderschikkend (os)
Nevenschikking en onderschikking

Slide 24 - Slide

Volgende les:
4. Opdat zij objectief zal rechtspreken, draagt Vrouwe Justitia een blinddoek. 


Nevenschikking en onderschikking

Slide 25 - Slide

Volgende les:
4. Opdat zij objectief zal rechtspreken, draagt Vrouwe Justitia een blinddoek. 


Nevenschikking en onderschikking

Slide 26 - Slide

Volgende les:
4. Opdat zij objectief zal rechtspreken, draagt Vrouwe Justitia een blinddoek. 

{(bijzin) + hoofdzin} 
Nevenschikking en onderschikking

Slide 27 - Slide

Volgende les:
4. Opdat zij objectief zal rechtspreken, draagt Vrouwe Justitia een blinddoek. 

{(bijzin) + hoofdzin} = onderschikkend (os)
Nevenschikking en onderschikking

Slide 28 - Slide

Volgende les:
Heb je vragen over: 
- hoofd- en bijzinnen
- Onderschikking en nevenschikking
Vragen? 

Slide 29 - Slide

Hoe is de zin opgebouwd?
'Ik moest kloppen, want de bel doet het niet'
A
Hoofdzin - hoofdzin
B
Hoofdzin - bijzin
C
Bijzin - hoofdzin
D
Bijzin - bijzin

Slide 30 - Quiz

Is er sprake van nevenschikking of onderschikking?
'Ik moest kloppen, want de bel doet het niet'
A
Nevenschikking
B
Onderschikking

Slide 31 - Quiz

Hoe is de zin opgebouwd?
'Ik wil niet dat de vakantie naar Spanje niet doorgaat'
A
Hoofdzin - hoofdzin
B
Hoofdzin - bijzin
C
Bijzin - hoofdzin
D
Bijzin - bijzin

Slide 32 - Quiz

Is er sprake van nevenschikking of onderschikking?
'Ik wil niet dat de vakantie naar Spanje niet doorgaat'
A
Nevenschikking
B
Onderschikking

Slide 33 - Quiz

Volgende les:
  • Opdracht 2 (geef alleen aan welk onderdeel hoofdzin is en welk onderdeel de bijzin is)
  • Opdracht 3 
  • Opdracht 4

Datum: uiterlijk zondag 17 mei inleveren in Google Classroom
Huiswerk
Antwoorden huiswerk komen op maandag online

Slide 34 - Slide