Les 52 - 3.7. LV + 3.8. zwakke ww verleden tijd

3.7. LV + 3.8. zwakke ww 
verleden tijd
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

3.7. LV + 3.8. zwakke ww 
verleden tijd

Slide 1 - Slide

  Welkom!
Mobiel in de telefoontas
Je spullen
 op tafel
Laptop - start deze LessonUp
Ga zitten waar je denkt prettig te kunnen werken.

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
- Je herhaalt de lesstof over lijdend voorwerp ahv quizvragen
- Je weet wat een zwak werkwoord is
- Je weet hoe je zwakke werkwoorden spelt (als het de
    persoonsvorm is)
TOETS
WOENSDAG 31 JANUARI
H. 2.7, 2.8 en H. 3.7, 3.8
zie ook Magister

Slide 3 - Slide

Toets Spelling en grammatica
                                                       WOENSDAG 31 JANUARI
  • 2.7 woordsoorten zelfstandig naamwoord, bepaald lidwoord, onbepaald
     lidwoord en werkwoord kun je  benoemen.
  • 2.8 Je kunt sterke werkwoorden in de verleden tijd foutloos schrijven.
  • Je kunt meervouden van zelfstandige naamwoorden foutloos schrijven.
  • Je kunt de DICTEEWOORDEN foutloos schrijven.
  • 3.7 het onderwerp, werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp kun
     je benoemen.
  • 3.8 Je kunt zwakke werkwoorden in de verleden tijd foutloos schrijven.
  • Je kunt meervouden van zelfstandige naamwoorden foutloos schrijven.
  • Je kunt de DICTEEWOORDEN foutloos schrijven.















Slide 4 - Slide

Wat is het lijdend voorwerp?
Mijn vriendin Tessa maakte gisteren een lelijke val.
A
mijn vriendin Tessa
B
maakte
C
er is geen lijdend voorwerp
D
een lelijke val

Slide 5 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?
De arts moest de snee in haar voorhoofd hechten.
A
de arts
B
moest hechten
C
de snee in haar voorhoofd
D
in haar voorhoofd

Slide 6 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?
De hechtingen moeten een week blijven zitten.
A
er is geen lijdend voorwerp
B
de hechtingen
C
moeten blijven zitten
D
een week

Slide 7 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?
Tessa maakt nu vlogs over haar herstel.
A
Tessa
B
maakt
C
vlogs
D
over haar herstel

Slide 8 - Quiz

Is dit juist / onjuist?
Veel werkwoorden veranderen in de verleden tijd niet van klank. Dit zijn zwakke werkwoorden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

Wat is juist?
Zwakke werkwoorden krijgen in de verleden tijd.....
A
Na de ik-vorm altijd de uitgang -de of -den
B
Na de ik-vorm altijd de uitgang -de(n) / -te(n)
C
Na de ik-vorm altijd de uitgang -te of -ten
D
een hele andere klank

Slide 10 - Quiz

Wat is de verleden tijd?
Alleen zwakke werkwoorden zie je bij ....
A
praten, zeggen, kijken
B
aaien, aanraken, knuffelen
C
klinken, luiden, horen
D
proeven, smaken, eten

Slide 11 - Quiz

Zet in de verleden tijd:
Wij (luisteren).......  zaterdag urenlang naar dj Tiësto.
A
luisterde
B
luisterte
C
luisterden
D
luisterten

Slide 12 - Quiz

Zet in de verleden tijd:
Die dikke wollen sokken (jeuken).....  vorig winter enorm aan mijn tenen.
A
jeukde
B
jeukte
C
jeukden
D
jeukten

Slide 13 - Quiz

Hoe bepaal jij -de(n) / -te(n)
  • Kijk naar de laatste letter van de STAM

  • Staat die laatste letter in:

  • Ja? Dan zet je na de ik-vorm -te(n)
      Nee? dan komt na de ik-vorm  -de(n)

Stam
De stam = het hele werkwoord zonder -en
'T KoFSCHiP
'T KoFSCHiP
Let op: de klinkers o en i tellen NIET mee!

Slide 14 - Slide

Zet in de verleden tijd:
De conciërge (pakken).......  de bal
van de leerlingen af.
A
pakde
B
pakten
C
pakkte
D
pakte

Slide 15 - Quiz

Zet in de verleden tijd:
Kyara (blozen)........ toen iedereen haar
ineens aankeek.
A
bloosde
B
blooste
C
bloozde
D
bloste

Slide 16 - Quiz

Zet in de verleden tijd:
Wanneer (verhuizen)....... je ouders naar Ommen?
A
verhuizden
B
verhuisden
C
verhuisten
D
verhuisde

Slide 17 - Quiz

STILTE 
  Check:
  Rode scores bij HW H. 3.7. -
            opdr. 10, 11, 13, 15 en 19?
   Ja?   - Reset - opnieuw proberen
   Nee?  H. 3.8. - opdr. 1, 4, 5 en 6
Klaar?
Lees H. 3.8. - theorie 'Meervoud zelfstandig nw 2'
Maak opdr. 9, 10, 11 en 13
timer
10:00
Aan de slag

Slide 18 - Slide

Lesdoelen
- Je herhaalt de lesstof over lijdend voorwerp ahv quizvragen
- Je weet wat een zwak werkwoord is
- Je weet hoe je zwakke werkwoorden spelt (als het de
    persoonsvorm is)
Huiswerk
Woensdag 24 januari
H. 3.8. - opdr. 1, 4, 5 en 6

Slide 19 - Slide