Bio H4 Th5 Bs4 deel 2

Programma van deze les
  1. Stukjes herhalen: reflexboog via het ruggenmerg; en het autonome zenuwstelsel 
  2. Opdrachten maken van Bs4
  3. Bespreken opdrachten Bs4
  4. Vragen tot zo ver?
1 / 22
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Programma van deze les
  1. Stukjes herhalen: reflexboog via het ruggenmerg; en het autonome zenuwstelsel 
  2. Opdrachten maken van Bs4
  3. Bespreken opdrachten Bs4
  4. Vragen tot zo ver?

Slide 1 - Slide

Een hormoon dat is betrokken bij de aanmaak van urine
A
TSH
B
EPO
C
ADH
D
Adrenaline

Slide 2 - Quiz

Het oog is een voorbeeld van een
A
Receptor
B
Conductor
C
Effector

Slide 3 - Quiz

Wat is nummer 2?
A
Neurotransmitter
B
Receptor
C
Synaptische spleet
D
Dendriet

Slide 4 - Quiz

Plaats waar impuls wordt overgedragen noem je een synaps
In een synaps wordt 
doormiddel van 
neurotransmitters de 
impuls doorgegeven

Slide 5 - Slide

De buitenkant van de hersenen heeft zijn kleur vanwege
A
De grijze stof van de cellichamen
B
De witte stof van de cellichamen
C
De grijze stof van de uitlopers
D
De witte stof van de uitlopers

Slide 6 - Quiz

Welk deel van het centrale zenuwstelsel regelt de ademhaling?
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen
C
Hersenstam
D
Ruggenmerg

Slide 7 - Quiz

Onderdeel 3 is beschadigd,
dit heeft gevolgen voor de hand.
De persoon kan .......
A
Links niet meer bewegen
B
Rechts niet meer bewegen
C
Links niet meer voelen
D
Rechts niet meer voelen

Slide 8 - Quiz

Zenuw = een bundel uitlopers van zenuwcellen

dus: Zenuw ≠ zenuwcel

Slide 9 - Slide

Zenuw = een bundel uitlopers van zenuwcellen
Gevoelszenuw: zenuw met alleen uitlopers van gevoelszenuwcellen

Bewegingszenuw: zenuw met alleen uitlopers van bewegingszenuwcellen

Gemengde zenuw: zenuw met uitlopers én gevoels- én bewegingszenuwcellen

Slide 10 - Slide

Ruggenmerg

Slide 11 - Slide

Zenuwcellen in ruggenmerg

Slide 12 - Slide

Het zenuwstelsel ingedeeld op functie:
Autonome zenuwstelsel
Animale zenuwstelsel
-Orthosympatisch
-Parasympatisch

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

 



  • Beïnvloed lichaam ten behoeve van activiteit

  • Stimuleert: hartslag, longen, etc.
  • Remt: verteringsstelsel, nieren, etc.
  • (Fight, flight, freeze)




  • Beïnvloed lichaam ten behoeve van rust en vertering

  • Remt: hartslag, longen, etc.
  • Stimuleert verteringsstelsel, nieren, etc.
  • (Rest and digest)
De 2 delen van het autonome zenuwstelsel:
-> Beide delen hebben een tegenovergesteld effect op organen
Orthosympatisch
Parasympatisch

Slide 15 - Slide

Innerveren
Innerveren: Alle organen (doelwitorganen) zijn verbonden met zenuwen om ze te beïnvloeden.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Innerveren
Innerveren: Alle organen (doelwitorganen) zijn verbonden met zenuwen om ze te beïnvloeden.

Dubbele innervatie: Alle organen zijn verbonden met 2 zenuwen van het autonome zenuwstelsel: één ortho en één para.

Slide 18 - Slide

Welk deel van het autonome zenuwstelsel is 's nachts het meest actief?
A
Orthosympatisch
B
Parasympatisch

Slide 19 - Quiz

Aan een statafel sta je een beetje te wiebelen, welk deel van het zenuwstelsel regelt dat?
A
Orthosympatisch
B
Parasympatisch
C
Animale
D
Autonome

Slide 20 - Quiz

Namen aangeven in het ruggenmerg

Slide 21 - Slide

Opdrachten basisstof 4
29 t/m 34
En als je nog niet Bs3 af had, maak die ook!

Slide 22 - Slide