Herh. BS 4 + uitleg BS 5 + BS 6

Nodig
Laptop 
Boek blz. 139

Log vast in 


1 / 49
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

Items in this lesson

Nodig
Laptop 
Boek blz. 139

Log vast in 


Slide 1 - Slide

Planning
Herh. BS 4 
Uitleg BS 5 + 6 
Filmpje 
Opdrachten maken BS 4+5+6 

24 oktober BS 7 
30 oktober herhalen BS 1 t/m 7 + leren 
31 oktober PTA thema 13


Slide 2 - Slide

Hart- en vaatziekten - herhaling

Slide 3 - Slide

Welk soort bloedvat zit er verstopt bij een hartinfarct?
A
Longslagader
B
Longader
C
Kransslagader
D
Kransader

Slide 4 - Quiz

Een hartinfarct wordt veroorzaakt doordat het bloed niet genoeg zuurstof bevat
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

Als iemand vaak stress heeft, Kan dat leiden tot hartritme stoornissen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

BS 5 Weefselvloeistof en lymfe

KB 4


Slide 7 - Slide

Doelen van deze basisstof 
Je kunt de kenmerken en functies van weefselvloeistof en lymfe noemen

Slide 8 - Slide

Lymfevatenstelsel
Bestaat uit: 
- Lymfevaten 
- Lymfeknopen


Slide 9 - Slide

weefselvloeistof
De cellen rondom de haarvaten nemen zuurstof en voedingsstoffen op uit het weefselvloeistof.

De cellen produceren dan C02 en afvalstoffen.

Dit wordt weer afgegeven aan de weefselvloeistof en een deel aan de haarvaten.


Slide 10 - Slide

Vorming weefselvloeistof
Slagaders: hoge bloeddruk

Haarvaten: bloeddruk neemt af.
Vorming weefselvloeistof

Aders, lage bloeddruk
Deel weefselvloeistof wordt weer opgenomen.

Slide 11 - Slide

Weefselvloeistof
  • Bloedplasma: water met opgeloste stoffen
  • Bloedplasma uit haarvaten geperst naar cellen weefsel --> weefselvloeistof
  • Gedeelte weefselvloeistof terug haarvaten in --> bloedplasma
  • Gedeelte weefselvloeistof in lymfevat --> lymfevloeistof

Slide 12 - Slide

Lymfevaten
- Lymfevaten nemen weefselvloeistof op = lymfe
- Kleppen 
Bevat: water, witte bloedcellen, antistoffen, hormonen, co2, afvalstoffen

Slide 13 - Slide

Lymfeknopen
Op bepaalde plaatsen in het lichaam liggen lymfeknopen (lymfeklieren):
  • Hals
  • Oksels
  • Liezen
  • e.a.


Slide 14 - Slide

Lymfeknopen
- Zuiveren de lymfe van o.a. ziekteverwekkers. 
- Er ontwikkelen hier witte bloedcellen die antistoffen maken.
- Er zitten witte bloedcellen die ziekteverwekkers omsluiten

Slide 15 - Slide

Wat is weefselvloeistof?
A
Vloeistof in de bloedvaten
B
Vloeistof tussen de cellen in de weefsels
C
Vloeistof in de darmen
D
Vloeistof in het verteringsstelsel

Slide 16 - Quiz

Wat zit er in weefselvloeistof?
A
O2 & voedingsstoffen
B
O2, voedingsstoffen & CO2
C
O2, voedingsstoffen, afvalstoffen & CO2
D
O2, voedingsstoffen & afvalstoffen

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Video

BS 6 
Hoe beschermt je lichaam zichzelf
Je lichaam probeert ziekteverwekkers  buiten het lichaam te houden en te doden als het toch in het lichaam komt.
Doet dit met:
* de huid
* slijmvlies in de wand van luchtwegen en darmkanaal
* speeksel/maagsap
* Bloed => witte bloedcellen
Toch een infectie? --> koorts

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Link

Wanneer bacteriën en virussen ons lichaam binnendringen wordt het immuumsysteem inwendige milieu actief:

De witte bloedcellen

Slide 21 - Slide

blz. 139
Op de buitenzijde van elk celmembraan bevinden zich speciale eiwitten. 
De eiwitten hebben een eigen naam namelijk antigenen
Aan de antigenen herkent ons immuumsysteem of de cel lichaamseigen is of juist niet.

Slide 22 - Slide

Witte bloedcellen maken ook antistoffen

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Dus twee systemen
Tekst

Slide 25 - Slide

Geheugencellen
Je bent immuun voor  een ziekte wanneer je geheugencellen hebt gemaakt.

Omdat je zelf de antistoffen maakt en geheugencellen wordt deze vorm van immuniteit actief genoemd!

Slide 26 - Slide

Snelle respons na herbesmetting

Geheugencellen zorgen dat je zeer snel na een tweede besmetting de antistoffen aanmaakt, zelfs zo snel dat je geen of amper ziekteverschijnselen krijgt.

Slide 27 - Slide

antistoffen na tweede besmetting 

Slide 28 - Slide

Immuniteit

Natuurlijke immuniteit: => lichaam maakt antistoffen en valt de ziekteverwekker aan.


Kunstmatig immuniteit: twee manieren

1 antistoffen van buiten af (= serum)

2 vaccinatie (verzwakte ziekteverwekker injecteren)

Slide 29 - Slide

Immuniteit

Actieve immuniteit: => lichaam maakt antistoffen en valt de ziekteverwekker aan.

Twee manieren: 1 vaccinatie

                                  2 ziek + beter worden 

Passieve immuniteit: => lichaam maakt

de antistoffen NIET zelf, maar krijgt ze

ingespoten!

Slide 30 - Slide

Passieve immunisatie= direct antistoffen in het lichaam toevoegen. Het lichaam hoeft de antistoffen dus niet zelf te maken. Voorbeelden in de afbeelding zijn:
1. Vaccin
2. Moedermelk

Slide 31 - Slide

Vaccinatie

Er wordt een vaccin ingespoten

Vaccin = vloeistof met zwakke/dode 

                   ziekteverwekkers

Het lichaam denkt dat er ziekteverwekkers

in het lichaam zijn en gaat antistoffen

maken. 

Je wordt niet ziek, maar wel immuun.

Slide 32 - Slide

Serum

Krijg je wanneer je bijvoorbeeld wordt gebeten door een slang


Serum  => Je krijgt antistoffen ingespoten

                => je maakt ze niet zelf

                => je wordt beter

                => Je kunt de ziekte opnieuw krijgen


Slide 33 - Slide

Wat kan er NIET in lymfe zitten?
A
Antistoffen
B
afvalstoffen
C
Rode bloedcellen
D
Koolstofdioxide

Slide 34 - Quiz

In welke richting stroomt de lymfe in het lymfe vat van de afbeelding?

A
De lymfe stroomt in de richting van pijl P
B
De lymfe stroomt in de richting van pijl Q
C
De stroomrichting van de lymfe is niet uit de tekening af te leiden
D
Zowel in de richting van pijl p als q

Slide 35 - Quiz

Wat doodt antibiotica?
A
Virussen
B
Schimmels
C
Plantencellen
D
Bacteriën

Slide 36 - Quiz

Door de wand van welke bloedvaten kunnen witte bloedcellen heen?
A
Slagaders
B
Aders
C
Haarvaten
D
Lymfevaten

Slide 37 - Quiz

Welke cellen kunnen antistoffen maken?
A
Witte bloedcellen
B
Rode bloedcellen
C
Bloedplaatjes
D
Fibrine draden

Slide 38 - Quiz

Hoe noem je de eiwitten op een ziekteverwekker?
A
Antigenen
B
Antistoffen
C
Parasieten
D
Fibrine draden

Slide 39 - Quiz

Als je een vaccin krijgt is sprake van?
A
Natuurlijke actieve immuniteit
B
Natuurlijke passieve immuniteit
C
Kunstmatige actieve immuniteit
D
Kunstmatige passieve immuniteit

Slide 40 - Quiz

Via de moedermelk krijgt de baby?
A
Natuurlijke actieve immuniteit
B
Natuurlijke passieve immuniteit
C
Kunstmatige actieve immuniteit
D
Kunstmatige passieve immuniteit

Slide 41 - Quiz

Als je antistoffen aanmaakt, omdat je ziek bent geworden van een ziekteverwekker krijg je?
A
Natuurlijke actieve immuniteit
B
Natuurlijke passieve immuniteit
C
Kunstmatige actieve immuniteit
D
Kunstmatige passieve immuniteit

Slide 42 - Quiz

Als je gebeten bent door een slang krijg je antistoffen toegediend. Dit noem je?
A
Natuurlijke actieve immuniteit
B
Natuurlijke passieve immuniteit
C
Kunstmatige actieve immuniteit
D
Kunstmatige passieve immuniteit

Slide 43 - Quiz

Hoe noem je de rode
uitstekende dingen
op de cel?
A
Antigenen
B
Antistoffen
C
Receptoren
D
Vetten

Slide 44 - Quiz

Hoe noem je de witte
stofjes die op een
wichelroede lijken?
A
Antigenen
B
Antistoffen
C
Receptoren
D
Vetten

Slide 45 - Quiz

Door wat worden de
witte stofjes die op een
wichelroede lijken
gemaakt?
A
Witte bloedcel
B
Rode bloedcel
C
Virus
D
Bloedplaatjes

Slide 46 - Quiz

Wat ga je doen? 

Lees BS 5 blz. 132 t/m 134 

Maken opdrachten 
BS 4: 1t/m 7/
BS 5: 1 t/m 6
BS 6: 1 t/m 12 (8 niet)

Klaar? 
Test jezelf 

 

PTA 31 oktober 

Leren thema 13 BS 1 t/m 7



code 277200

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Video

Slide 49 - Video