Stepping Stones test prep Themes 1&2

Voorbereiding
1 / 47
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Voorbereiding

Slide 1 - Slide

Bij welk onderdeel horen deze voorbeelden?
Onderdelen:                                          Voorbeelden:
vragende voornaamwoorden
persoonlijke en bezittelijke  voornaamwoorden
De tegenwoordige tijd (present simple)
rangtelwoorden
am, lives, watches, cries, cry, dances, goes, runs, have got
What, Where, Why, How, Which, When
first, twenty-second, twelfth, third, fourth, thirtieth, tenth
I, my, they, their, our, your, his, her, its, you, it, he, we

Slide 2 - Drag question

Bij welk onderdeel horen deze voorbeelden?
Onderdelen:                                          Voorbeelden:
interrogative pronouns
personal and possessive pronouns
Present simple
ordinals
am, lives, watches, cries, cry, dances, goes, runs, have got
What, Where, Why, How, Which, When
first, twenty-second, twelfth, third, fourth, thirtieth, tenth
I, my, they, their, our, your, his, her, its, you, it, he, we

Slide 3 - Drag question

Grammar

Slide 4 - Slide

Grammar: to be & to have got
Vul de tekst steeds aan met de juiste vormen van to be (zijn) of to have got (hebben). Gebruik steeds de volledige vormen.

Slide 5 - Slide

Hello, I ___ Maria

Slide 6 - Open question

My surname is difficult to pronounce and write! It ___Sijerčić.

Slide 7 - Open question

Originally, I ___from Bosnia.

Slide 8 - Open question

I ___no memories of Bosnia. I was a baby when my parents fled to Britain because of the war in Bosnia.

Slide 9 - Open question

There ___no war there now, ...

Slide 10 - Open question

...but we
___all very glad to live here.

Slide 11 - Open question

We ___ a nice house and my parents both have jobs.

Slide 12 - Open question

They ___ teachers.

Slide 13 - Open question

Grammar 2: Vragende voornaamwoorden
Vul bij elke vraag het juiste vragend voornaamwoord in. De vragen moeten bij de antwoorden passen.

Slide 14 - Slide

___ shall we eat tonight? – Pasta!

Slide 15 - Open question

___ can we leave our coats? – In the hall, please.

Slide 16 - Open question

___ are you not at school? – Because I don’t feel well.

Slide 17 - Open question

___ team is your favourite, Arsenal or Chelsea? – Chelsea.

Slide 18 - Open question

Grammar 3: persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
Maak de zinnen af door het juiste voornaamwoord in te vullen.

Slide 19 - Slide

James wants a cat, but ___ mother doesn't want one.

Slide 20 - Open question

There are Sam and Lindsey. ___ are twins.

Slide 21 - Open question

Kate is celebrating ___ birthday on Saturday.

Slide 22 - Open question

The cat has a long tail and ___ eyes are green.

Slide 23 - Open question

My cousin Dave and I really like ___ uncle Tom.

Slide 24 - Open question

Grammar: Rangtelwoorden
Schrijf de rangtelwoorden voluit in het Engels.

Slide 25 - Slide

Maak rangtelwoorden van de gewone telwoorden. Schrijf ze voluit. Gebruik geen hoofdletter.

one

Slide 26 - Open question

Maak rangtelwoorden van de gewone telwoorden. Schrijf ze voluit. Gebruik geen hoofdletter.

eight

Slide 27 - Open question

Maak rangtelwoorden van de gewone telwoorden. Schrijf ze voluit. Gebruik geen hoofdletter.

twelve

Slide 28 - Open question

Maak rangtelwoorden van de gewone telwoorden. Schrijf ze voluit. Gebruik geen hoofdletter.

twenty-seven

Slide 29 - Open question

Maak rangtelwoorden van de gewone telwoorden. Schrijf ze voluit. Gebruik geen hoofdletter.

fifty-two

Slide 30 - Open question

Vertaal het rangtelwoord naar het Engels.
Schrijf ze voluit. Gebruik geen hoofdletter.

veertigste

Slide 31 - Open question

Vertaal het rangtelwoord naar het Engels.
Schrijf ze voluit. Gebruik geen hoofdletter.

tiende

Slide 32 - Open question

Vertaal het rangtelwoord naar het Engels.
Schrijf ze voluit. Gebruik geen hoofdletter.

zeventiende

Slide 33 - Open question

Grammar: Klokkijken
Je moet uit kunnen schrijven hoe laat het is in het Engels.

Slide 34 - Slide

Combineer de juiste kloktijden. 
09:10
20:15
08:45
21:30
23:35
ten past nine
quarter past eight
quarter to nine
half past nine
twenty-five to twelve
twenty to eleven
half past ten
quarter to eight
twenty past one
twenty to twelve

Slide 35 - Drag question

Grammar: Present simple
Je moet werkwoorden in de tegenwoordige tijd kunnen zetten.

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Link

Slide 38 - Link

Slide 39 - Link

Stones

Slide 40 - Slide

Zet de zin in de juiste volgorde. Gebruik een hoofdletter en een punt.

love - we - friends - hanging - with - out

Slide 41 - Open question

Zet de zin in de juiste volgorde. Gebruik een hoofdletter en een punt.

English - third - our - lesson - is

Slide 42 - Open question

Zet de zin in de juiste volgorde. Gebruik een hoofdletter en een punt.

past - break - is - at - the - two - half

Slide 43 - Open question

Zet de zin in de juiste volgorde. Gebruik een hoofdletter en een punt.

PE - at - my - nine - class - has - o'clock

Slide 44 - Open question

Well done!

Slide 45 - Slide

Study for the test
Leer/oefen voor de toets! :-)
Engels al geleerd?
Leer voor een ander vak

Belangrijkrustige werksfeer zodat iedereen kan leren
(stil of fluisteren)

Slide 46 - Slide

Tips leren
  • Lees een samenvatting (grammatica overzicht)
  • Maak aantekeningen en markeer wat belangrijk is in je schrift
  • Maak een samenvatting  (woordweb).
  • Maak veel oefeningen (gebruik websites of blader terug in het werkboek)
  • Maak een mindmap
  • Verspreid het leerwerk over meerdere dagen (maak een goed schema)

Slide 47 - Slide