6.1.2

• Spelling
• Basisschool
• Groep 8

leenwoorden sport en
vrije tijd

ik prijs

1. 1e persoon enkelvoud
2. 2e persoon enkelvoud
3. 3 persoon enkelvoud

hij hecht

1. 1e persoon enkelvoud
2. 2e persoon enkelvoud
3. 3e persoon enkelvoud

wij vergroten

1. 1e persoon meervoud
2. 2e persoon meervoud
3. 3e persoon meervoud

jij besteedt

1. 1e persoon enkelvoud
2. 2e persoon enkelvoud
3. 3e persoon enkelvoud

Zet in de verleden tijd:
ik prijs

Zet in de verleden tijd:
hij hecht

Zet in de verleden tijd:
wij vergroten

Zet in de verleden tijd:
jij besteedt

Dictee

Woord 1

Woord 2

Woord 3

Zin 1

Zin 2

Zin 3

Besteed je veel lira's in het populaire Turkije?
Benoem het onderwerp uit deze zin.

Besteed je veel lira's in het populaire Turkije?
Benoem het lijdend voorwerp

Besteed je veel lira's in het populaire Turkije?
Noem de plaats van bepaling

We hebben de campingeigenaar gisteren een e-mail gestuurd.
Noem de persoonsvorm

We hebben de campingeigenaar gisteren een e-mail gestuurd.
Noem het werkwoordelijk gezegde

We hebben de campingeigenaar gisteren een e-mail gestuurd.
Noem het onderwerp

We hebben de campingeigenaar gisteren een e-mail gestuurd.
Noem het lijdend voorwerp

We hebben de campingeigenaar gisteren een e-mail gestuurd.
Noem het meewerkend voorwerp

We hebben de campingeigenaar gisteren een e-mail gestuurd.
Noem de bepaling van tijd