marx

Karl                                         Marx
1 / 33
next
Slide 1: Slide
filosofieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Karl                                         Marx

Slide 1 - Slide

Privebezit, kapitaal en winstmaximalisatie zijn als je het principieel bekijkt immorele en onethische zaken.


eens
oneens

Slide 2 - Poll


Sociaal economische omstandigheden (rijk/arm) bepalen wie je bent en hoeveel vrijheid je hebt.

eens
oneens

Slide 3 - Poll

De kans op welvaart en geluk voor de meerderheid van de mensheid is groter bij de kapitalistische vrije markt dan bij het communisme.


eens
oneens

Slide 4 - Poll

Kapitalisme past als systeem precies bij ons menselijk karakter, marxisme/communisme niet!


eens
oneens

Slide 5 - Poll

Doordat sociaal economische omstandigheden je mate van vrijheid
bepalen is de enige rechtvaardige keuze het socialisme waarin er geen kloof tussen arm en rijk is.


eens
oneens

Slide 6 - Poll

Het socialisme van Marx is een onhaalbare utopie
eens
oneens

Slide 7 - Poll

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

productieverhoudingen zijn
A
verhouding tussen arbeid en loon
B
verdeling van werk en eigendommen
C
hoe de productiemiddelen verdeeld zijn
D
verhouding bovenbouw en onderbouw

Slide 12 - Quiz

productiekrachten of middelen zijn:
A
de arbeiders, de lichaamskracht
B
de grondstoffen en machines
C
gereedschappen en techniek
D
gereedschappen, machines en lichaamskracht

Slide 13 - Quiz

Kapitaal is een bedreiging voor het goede leven omdat:
A
winstmaximalisatie een doel op zich wordt
B
arbeid een doel op zich wordt
C
geld een doel wordt en arbeid slechts een middel
D
geld een middel wordt en arbeid het doel

Slide 14 - Quiz

Voor Marx is het Goede leven niet denkbaar zonder:
A
verpaupering
B
gelijke productieverhoudingen
C
gelijke verdeling productiemiddelen
D
gelijke verdeling van kapitaal

Slide 15 - Quiz

Antwoorden werkboek ET 22
Bij ET 22 p 64
1 Oude economie: geld is een ruilmiddel: je verkoopt waar, ontvangt geld en koop daarvoor andere waar (w-g-w).
Kapitalisme: geld is doel op zich: een kapitalist heeft geld, koopt waren met de bedoeling daarmee nog meer geld te verdienen (g-w-g).
Arbeidsomstandigheden (vrije dagen, werkruimte, hygiëne etc.) worden slechter door bezuiniging, arbeidsproductiviteit wordt opgevoerd mbv efficiënte technologie.
2 Door concentratie van productiemiddelen in de handen van enkele privébezitters, worden niet-bezitters voor hun inkomen van hen afhankelijk en moeten door de onderlinge concurrentie van de eigenaren van de productiemiddelen tegen heel lage lonen gaan werken. Zij raken vervreemd van arbeid, product, zichzelf, lichaam en natuur; ergo: geen goed leven.

Slide 16 - Slide

Antwoorden ET 28 vraag 1 en 2
1 Bovenaan: bewustzijn, bovenbouw
Middenin: sociaaleconomische positie, sociale revolutie
Onderaan: basis, eigendomsverhoudingen, productiekrachten, productieverhoudingen
2 productiekrachten – productieverhoudingen – aan banden gelegd en uitgebloeid – in tegenspraak met de productieverhoudingen – sociale revolutie – basis - bovenbouw - bewustwording

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

welke rol spelen verkeersmiddelen in de onvermijdelijke sociale revolutie?
A
arbeiders kunnen hun eigen vervoer regelen
B
geen
C
arbeiders kunnen contact maken en zich verenigen
D
de verkeersmiddelen worden gelijk verdeeld

Slide 31 - Quiz

de oude adel en het feodale stelsel zijn vervangen door:
A
de proletariers en productiemiddelen
B
bourgeoisie en het kapitalistische systeem
C
kapitaal
D
arbeiders

Slide 32 - Quiz

de revolutie en omwenteling is onvermijdelijk omdat
A
de levenstoestand van de arbeiders niet langer verzekerd is
B
de omstandigheden van de arbeiders slecht zijn
C
de arbeiders inzien dat zij slaven zijn
D
de arbeiders meer loon willen

Slide 33 - Quiz