What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Hoofdstuk 5 klas 2 kgt
Hoofdstuk 5 klas 2 kgt
Betrouwbaarheid van teksten
Samenstellingen
Bijwoordelijke bepaling
Voltooid deelwoord of persoonsvorm
Als of dan
1 / 31
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
This lesson contains
31 slides
, with
interactive quizzes
and
text slide
.
Lesson duration is:
40 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Hoofdstuk 5 klas 2 kgt
Betrouwbaarheid van teksten
Samenstellingen
Bijwoordelijke bepaling
Voltooid deelwoord of persoonsvorm
Als of dan
Slide 1 - Slide
Is een tekst op een serieuze nieuwssite betrouwbaar?
A
ja, altijd
B
ja, meestal
C
soms wel, soms niet
D
nee
Slide 2 - Quiz
Voorbeelden van signaalwoorden zijn:
A
ik, jij en hij
B
huis, boom, konijn
C
omdat, dus, of
D
rode, mooie, kapotte
Slide 3 - Quiz
Signaalwoorden
A
plakken 2 of meer zinnen aan elkaar
B
staan aan het begin van de zin
C
kunnen nooit aan het begin van de zin staan
D
geven aan dat er gevaar dreigt
Slide 4 - Quiz
Signaalwoorden voor vergelijking zijn:
A
omdat, doordat, want
B
eerst, daarna, vervolgens
C
beter dan, groter dan, even mooi als
D
bijvoorbeeld, zoals
Slide 5 - Quiz
Signaalwoorden geven verbanden aan. Welk verband wordt aangegeven door het signaalwoord 'maar'
A
vergelijking
B
argument
C
tegenstelling
D
volgorde
Slide 6 - Quiz
Een tekst is betrouwbaar als
A
hij geschreven is met het doel iets te verkopen
B
hij op een serieuze site staat en niet te lang geleden geschreven is
C
de bron een bedrijf is
D
er iemand in geciteerd wordt
Slide 7 - Quiz
Een tekst is niet betrouwbaar als
A
er wetenschappers aan het woord zijn
B
de tekst uit een krant komt (bron)
C
de tekst te oud is
D
het doel is om te informeren
Slide 8 - Quiz
Samenstellingen zijn
A
twee zinnen aan elkaar
B
twee woorden aan elkaar
C
twee mensen bij elkaar
D
twee teksten bij elkaar
Slide 9 - Quiz
Welk woord is geen samenstelling?
A
deurknop
B
hondenriem
C
kinderachtig
D
kattenbelletje
Slide 10 - Quiz
Welk woord is een samenstelling?
A
bijbaantje
B
onderzoeken
C
vriendelijk
D
kinderstoel
Slide 11 - Quiz
Welk woord is geen samenstelling
A
diepzeeduikboot
B
achterelkaar
C
tentententoonstelling
D
vruchtensorbet
Slide 12 - Quiz
Om een bijwoordelijke bepaling te vinden kun je de volgende vraagwoorden gebruiken
A
wie, waarom
B
wat, waardoor
C
waar, wanneer
D
wie, wat
Slide 13 - Quiz
Om de bijwoordelijke bepaling te vinden stel je de vraag:
A
wie, wat
B
wie, waarom
C
wat, waardoor
D
met wie, waardoor
Slide 14 - Quiz
Hoeveel bijwoordelijke bepalingen staan er in deze zin:
In 1840 vertrok hij naar Amerika
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 15 - Quiz
Morgen ga ik met de fiets naar school.
Hoeveel bwp staan in deze zin?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 16 - Quiz
Vorig jaar stak ik met mijn broer vuurwerk af op zijn verjaardag.
Hoeveel bwp's?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 17 - Quiz
Deze maand heb ik met mijn zoon op een tandum de elfstedentocht gefietst in 10 uur.
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 18 - Quiz
Wat is het onderwerp van deze zin?
Gisteren moest ik met mijn hond naar de dierenarts.
A
moest
B
ik
C
mijn hond
D
de dierenarts
Slide 19 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp?
Geef je mij morgen mijn boek terug?
A
je
B
mij
C
geef
D
mijn boek
Slide 20 - Quiz
Wat is het meewerkend voorwerp?
Morgen stuurt zijn mentor alle informatie aan zijn ouders.
A
morgen
B
zijn mentor
C
aan zijn ouders
D
alle informatie
Slide 21 - Quiz
Wat is het gezegde?
De politie heeft de fietser gisteren ook al gewaarschuwd.
A
de politie
B
heeft gewaarschuwd
C
de fietser
D
gisteren
Slide 22 - Quiz
Maak zelf een zin met een bijwoordelijke bepaling
Slide 23 - Open question
Voltooid deelwoord of persoonsvorm?
Hij beoordeelt het gemaakte tentamen.
A
beoordeelt is pv
B
beoordeelt is vd
C
tentamen is pv
D
tentamen is vd
Slide 24 - Quiz
Juiste spelling
Hij ....... (verdelen) de taart
A
verdeelt
B
verdeeld
C
verdeeldt
D
verdeel
Slide 25 - Quiz
De datum is alweer ... (veranderen)
A
verandert
B
veranderd
C
veranderdt
D
veranderen
Slide 26 - Quiz
De rechercheur heeft hem uren ...(ondervragen)
A
ondervraagt
B
ondervraagd
C
ondervraagdt
D
ondervraaf
Slide 27 - Quiz
Welke zin is fout?
A
Ik ben sneller dan jij.
B
Hij is even snel als ik.
C
Wie is sneller dan hij?
D
Ben jij sneller als hij?
Slide 28 - Quiz
Welke zin is fout?
A
Ik vind deze kleur even mooi als die andere.
B
Ik vind mijn hond liever als die van jou.
C
Ik vind onze school fijner dan het Corlaer.
D
Ik vind het vandaag even warm als gisteren.
Slide 29 - Quiz
Welke zin is fout?
A
Het is dit jaar droger als vorig jaar.
B
Het is net zo droog als vorig jaar.
C
Het is warmer dan vorig jaar.
D
Het is even warm als vorig jaar.
Slide 30 - Quiz
nog moelijk
Slide 31 - Mind map
More lessons like this
zinsdelen quiz
September 2024
- Lesson with
29 slides
LessonUp
Primary Education
Lower Secondary (Key Stage 3)
Upper Secondary (Key Stage 4)
H5 bijwoordelijke bepaling
March 2023
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
H5 TV Bijwoordelijke bepalingen
March 2022
- Lesson with
11 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Tekstverbanden en signaalwoorden
February 2024
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Herhalen Hst 19 Redekundig ontleden + hst 25/26 werkwoordspelling
March 2022
- Lesson with
32 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Oefeningen woordsoorten + zinsleer
October 2024
- Lesson with
30 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Thema 6: hoofdvormen werkwoorden en meewerkend voorwerp.
May 2022
- Lesson with
44 slides
Taal
Primary Education
lesson Monday after Xmas
October 2022
- Lesson with
27 slides
English
Upper Secondary (Key Stage 4)