Rekonomie

Bereken:
200 miljard euro gedeeld door 41 miljoen.

(Denk aan de afrondingsregels!)
Schrijf je antwoord op zonder punten en €.

1 / 20
next
Slide 1: Open question
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bereken:
200 miljard euro gedeeld door 41 miljoen.

(Denk aan de afrondingsregels!)
Schrijf je antwoord op zonder punten en €.

Slide 1 - Open question

Qa = 50p - 500 en Qv = -200p + 3000
Wat is de evenwichtsprijs?
Schrijf je antwoord op zonder punten en €

Slide 2 - Open question


Bereken de evenwichtsprijs 
en de evenwichtshoeveelheid.

Slide 3 - Open question

Rond af op duizenden euro's nauwkeurig:
€ 205.498,51
Schrijf je antwoord op zonder punten en €.

Slide 4 - Open question

In 2018 zijn er in Nederland 4.326 miljoen pinpasbetalingen gedaan.
De totale omzet van het pinnen bedroeg € 112,0 miljard.
Bereken het gemiddelde bedrag per keer dat er werd gepind.

Slide 5 - Open question

Fee heeft € 9.000,- op haar spaarrekening staan.
Ze krijgt elk jaar 1,3 % rente en boekt er niets bij of af.

Bereken hoeveel Fee over 1 jaar op haar spaarrekening heeft staan.


Slide 6 - Open question

Milan koopt bij de Vomar twee frikandelbroodjes voor € 1,58.
Daar zit de BTW al bij in, deze bedraagt voor voedsel 9%.
Bereken het bedrag (exclusief BTW) in euro's dat de Vomar
overhoudt aan de aankoop van Milan.

Slide 7 - Open question

Hiernaast staat een tabel met het BBP van Nederland (in miljarden euro's) over de jaren. Bepaal het indexcijfer van het BBP in 2018, neem 1980 als basisjaar.

Slide 8 - Open question

In 1999 had de gemeente Utrecht 232.718 inwoners.
In 2019 zijn dat er 352.795 geworden.

Hoeveel procent is het aantal inwoners van Utrecht
de afgelopen 20 jaar toegenomen?

Slide 9 - Open question

Als het nominaal inkomen met 4% toeneemt en het prijspeil met 5% afneemt, dan is de koopkracht...
A
Toegenomen
B
Afgenomen
C
Gelijk gebleven
D
Kun je niets over zeggen

Slide 10 - Quiz

Als het nominaal inkomen met 6% toeneemt en het prijspeil met 6% toeneemt, dan is de koopkracht...
A
Toegenomen
B
Afgenomen
C
Gelijk gebleven
D
Kun je niets over zeggen

Slide 11 - Quiz

Als het nominaal inkomen met 2% toeneemt en het prijspeil met 3% toeneemt, dan is de koopkracht...
A
Toegenomen
B
Afgenomen
C
Gelijk gebleven
D
Kun je niets over zeggen

Slide 12 - Quiz

Bepaal het indexcijfer van de nominale uitgaven aan gezondheidszorg in Nederland in 2011, neem daarbij 2001 als basisjaar.

Slide 13 - Open question

Bereken met behulp van de prijsindex-cijfers hiernaast en je antwoord op de vorige vraag (gebruik als je die niet hebt 155,0) hoeveel procent de reele stijging van zorguitgaven was tussen 2001 en 2011.

Slide 14 - Open question

Sofia verdiende vorig jaar bij de Jumbo € 4,80 per uur.
Omdat de manager heel tevreden is over Sofia,
gaf hij haar voor dit jaar 40 cent per uur opslag.
De prijzen stegen afgelopen jaar 2%.
Hoeveel procent is Sofia's koopkracht toegenomen?

Slide 15 - Open question

Hoe ziet de TK formule er uit?
A
TK = 6q + 30000
B
TK=3q-30000
C
TK=3q+300000
D
TK=3q+30000

Slide 16 - Quiz

Wat is de formule van TK?
A
TK = P*Q
B
TK=TW-TO
C
TK=TCK+TVK
D
TK=TCK-TVK

Slide 17 - Quiz

Voor een pen geldt de volgende TO- en TK-functie:
TO = 2q
TK = 0,5q + 4.500

Wat zijn de variabele kosten van deze pen?
A
€ 0,50
B
€ 2
C
€ 5
D
€ 4.500

Slide 18 - Quiz

Voor een pen geldt de volgende TO- en TK-functie:
TO = 2q
TK = 0,5q + 4.500

Wat is de break-even omzet voor deze pen?
A
€ 1.500
B
€ 6.000
C
€ 7.500
D
€ 10.000

Slide 19 - Quiz

Vraagfunctie: qv = -0,4p + 50. Wat is de gevraagde hoeveelheid als de prijs €100 is?

Slide 20 - Open question