Rekonomie Hoofdstuk 4 (6)

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Rekonomie

Hoofdstuk 4 (6) en herhaling gehele lesbrief

Planning

• Bespreken opdrachten 4.12 t/m 4.14
• Terugblik op Lesbrief Rekonomie
• Start Lesbrief Vragers & Aanbieders

Rekonomie H4 Leerdoelen

Rekenen en tekenen

 Je kent de begrippen opbrengsten, kosten en winst (in woorden, grafisch en rekenkundig).

 Je kent de begrippen vraag en aanbod (in woorden, grafisch en rekenkundig).

Bespreken opdrachten

4.12, 4.13 en 4.14

Rekonomie H1 Leerdoelen

Afronden

 Je kunt afronden op:

- decimalen

- helen 

- honderdtallen

- duizendtallen

Leerdoelen

• getallen kunnen afronden
  
• kunnen rekenen met grote getallen
• Je kunt diverse berekeningen uitvoeren met betrekking tot procenten (uitdrukken "in procenten van" en de procentuele verandering).
• Je weet wat er wordt bedoeld met procentpunten.

Leerdoelen

• Je weet wat er wordt bedoeld met een indexcijfer en het basisjaar.
  
• Je kunt diverse berekeningen uitvoeren met indexcijfers, zoals waarden omzetten in indexcijfers en verleggen van het basisjaar.
  
• Je kent de begrippen omzet, prijs en afzet en kan hier (o.a. met indexcijfers) diverse berekeningen mee maken.

Rekonomie H3 Leerdoelen

 Je kunt het verschil tussen nominaal en reëel inkomen uitleggen.

 Je kent de vuistregel voor het berekenen van de verandering van het reële inkomen en kunt deze toepassen.

 Je kent de vuistregel voor het berekenen van de reële rente en kunt deze toepassen.

Leerdoelen

• Je kent de begrippen opbrengsten, kosten en winst (in woorden, grafisch en rekenkundig).
  
• Je kent de begrippen vraag en aanbod (in woorden, grafisch en rekenkundig).

Rekonomie H4 Leerdoelen

Rekenen en tekenen

 Je kent de begrippen opbrengsten, kosten en winst (in woorden, grafisch en rekenkundig).

 Je kent de begrippen vraag en aanbod (in woorden, grafisch en rekenkundig).

Lisa heeft voor haar 2 toetsen economie het cijfer 7,4 en 6,5 gehaald. Beide cijfers wegen even zwaar.
Bereken haar eindcijfer, als dit op één decimaal wordt afgerond.

1. 6
2. 6,9
3. 7
4. 7,0

Rond het getal 21.356,29358 af op een geheel getal.

1. 21.356
2. 21.357
3. 21.000
4. 21.300

Rond het getal 21.356,29358 af op duizendtallen.

1. 21 duizend
2. 21.300 duizend
3. 22 duizend
4. 21.400 duizend

Milan koopt bij de Vomar twee frikandelbroodjes voor € 1,58.
Daar zit het lage btw-tarief van 9% al bij in.
Bereken het bedrag (exclusief btw) in euro's dat de Vomar
overhoudt aan de aankoop van Milan.

Bereken het ontbrekende percentage minimumloon van een 16-jarige?

In 1999 had de gemeente Utrecht 232.718 inwoners.
In 2019 zijn dat er 352.795 geworden.

Hoeveel procent is het aantal inwoners van Utrecht
de afgelopen 20 jaar toegenomen?

Frans heeft €500,- op zijn spaarrekening staan en krijg 1,5 % rente per jaar.
Bepaal de groeifactor.

Als je inkomen met 10% stijgt, kan je dan ook 10% meer spullen kopen?

1. Ja
2. Nee
3. Dat ligt aan de stijging van de prijzen

Een indexcijfer is.....
(meerdere antwoorden zijn mogelijk)

1. een verhoudingsgetal t.o.v. een basiswaarde
2. vrijwel hetzelfde als een percentage
3. een economische indicator
4. een manier van rekenen

Waarvoor worden Indexcijfers gebruikt?

1. Om te zien hoeveel een aandeel nu waard is.
2. Hoeveel % winst een bedrijf in een maand gemaakt heeft.
3. Verandering in een reeks getallen makkelijk te zien.

Bij een indexcijfer is het basisjaar altijd

1. 100%
2. 1
3. 100
4. 1000

Juist of onjuist?
Het indexcijfer is altijd 100 of hoger.

1. Juist
2. Onjuist

Een indexcijfer bereken je met behulp van de formule

1. (nieuw - oud) : oud x 100%
2. waarde actuele jaar gedeeld door waarde basisjaar x 100
3. deel van het geheel gedeeld door totaal x 100%

Wat is het indexcijfer van 2016?

1. 101
2. 102
3. 103
4. 104

Hoe bereken je het indexcijfer van 2016?

Basisjaar 2014 = 100 = € 2,75

2,78/2,75 *100 = 101,09 afgerond 101

Wat is het indexcijfer van 2015?

1. 90
2. 91
3. 92
4. 93

Hoe bereken je het indexcijfer van 2015?

Basisjaar 2014 = 100 = € 2,75

2,51/2,75 *100 = 91

Het inkomen van Marsha is € 50.000 in 2019, met indexcijfer 112. Het basisjaar is 2018. Hoeveel bedroeg haar inkomen in 2018?

Bekijk de onderstaande twee formules. Wat is de verkoopprijs?
TO=2q
TK=0,5q+10.000

1. 2
2. 0,5
3. 2q
4. 10.000

Welke uitspraak is juist?

1. Constante kosten zijn constant per eenheid product
2. Constante kosten dalen per eenheid product als de productieomvang daalt
3. Constante kosten dalen per eenheid product als de productieomvang stijgt
4. Constante kosten stijgen per eenheid product als de productieomvang stijgt

De vraaglijn is meestal ...... omdat bij een prijsstijging ....... producten worden verkocht. Wat moet er op de puntjes worden ingevuld?

1. stijgend, meer
2. stijgend, minder
3. dalend, meer
4. dalend, minder

Bereken de evenwichtsprijs:
Qv=-2p+72
Qa=0,5p-3

Bereken de evenwichtshoeveelheid:
Qv=-2p+72
Qa=0,5p-3

De aanbodlijn loopt van linksboven naar rechtsonder.

1. juist
2. onjuist

Waarom gaat de vraaglijn altijd omlaag?

1. Hoe hoger de prijs, hoe hoger de vraag
2. Hoe hoger de prijs, hoe lager de vraag
3. Omdat de vraaglijn omhoog gaat
4. Omdat er altijd evenwicht is.

Dit is een?

1. formule voor een vraaglijn
2. formule voor een aanbodlijn
3. geen van beide

Q =p-100

1. Dit is een vraaglijn
2. Dit is een aanbodlijn
3. Dit is een budgetlijn
4. Ik heb geen idee

Leerdoelen

• Je kent het begrip marktaandeel en kunt hier mee rekenen.

Marktaandelen supermarkten

Marktaandeel berekenen

Verkochte auto's 2014:
VW 42.902
Peugeot 27.345 Wat is het marktaandeel van Peugeot?
Renault 30.559
Totaal 390.402

1. 5%
2. 7%
3. 9%
4. 11%

Opbrengst, kosten en winst

p       = prijs (price)

q       = hoeveelheid (quantity) = afzet

TO    = Totale Opbrengst = omzet = p x q

TCK = Totale Constante Kosten (onafhankelijk van q)

TVK = Totale Variabele Kosten (afhankelijk van q)

TK    = Totale Kosten = TCK + TVK

TW   = Totale Winst = TO - TK

Totale Kosten (TK)

Opbrengst, kosten en winst

Break-evenpunt

Break-evenpunt BEP (TO = TK)

Break-evenafzet BEA (q bij TO = TK)

Break-evenomzet BEO (p x q bij TO = TK)

TO = 2q
TK = 0,5q + 4.500
Bereken de break-evenafzet

1. 1.000
2. 2.000
3. 3.000
4. 4.000