Lv en mv

Leerdoelen
  • Ik kan het lijdend voorwerp in een zin vinden.
  • Ik kan het meewerkend voorwerp in een zin vinden.
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Leerdoelen
  • Ik kan het lijdend voorwerp in een zin vinden.
  • Ik kan het meewerkend voorwerp in een zin vinden.

Slide 1 - Slide

In welke volgorde verdeel je een zin in zinsdelen?
A
Onderwerp - wwg - lv-mv
B
Wwg - onderwerp - lv -mv
C
Wwg - lv - mv- onderwerp
D
De volgorde maakt niet uit

Slide 2 - Quiz

Hoe vind je het lijdend voorwerp in een zin?

Slide 3 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp?
Ik wil graag de nieuwe iPhone 15.
A
Ik
B
graag de nieuwe iPhone 15
C
Iphone 15
D
de nieuwe iPhone 15

Slide 4 - Quiz

Meewerkend voorwerp
  • Stap 1: zoek het wwg
  • Stap 2: zoek het onderwerp
  • Stap 3: zoek het lijdend voorwerp (als dat erin staat)
  • Stap 4: zoek het meewerkend voorwerp

Slide 5 - Slide

Meewerkend voorwerp
  • Voor wie / aan wie + wwg + onderwerp + lv
  • Let op de woorden 'aan' en 'voor'
  • Het mv staat niet altijd in de zin (net als het lv)
  • Het mv is nooit een tijd of plaats of afstand (net als het lv)

Slide 6 - Slide

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
Ik geef jou een cadeautje.
A
ik
B
jou
C
cadeautje
D
er staat geen mv in

Slide 7 - Quiz

Ik geef (aan) jou een cadeautje.
  • Stap 1: wwg = geef
  • Stap 2: o = ik (wie geeft?)
  • Stap 3: lv = een cadeautje (wat geef ik?)
  • Stap 4: lv = jou (aan wie geef ik een cadeautje?)

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
Hij vertelt zijn zusje een goede mop.
A
hij
B
een goede mop
C
zijn zusje
D
er staat geen mv in

Slide 10 - Quiz

Wat is het mv in de volgende zin:
De verliefde jongen gaf zijn crush gisteren een bos rode rozen.
A
de verliefde jongen
B
zijn crush
C
gisteren
D
een bos rode rozen

Slide 11 - Quiz

Wat is het mv in de volgende zin:
Wat heb jij nou aan je fiets hangen?
A
jij
B
aan je fiets
C
er staat geen mv in

Slide 12 - Quiz

Wat is het mv in de volgende zin:
De docent gaf zijn leerlingen een lastige toets
A
de docent
B
een lastige toets
C
zijn leerlingen
D
er staat geen mv in

Slide 13 - Quiz

Maak een zin met een meewerkend voorwerp bij deze foto

Slide 14 - Open question

Ik kan het meewerkend voorwerp in een zin vinden!
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll