What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Oefentoets DT4A+herhaling Grammatik Toetsweek 1
LIEBE LEUTE,
DAS PROGRAMM FÜR HEUTE:
- Prüfung inhaltlich
- Wiederholung Grammatik
- Test jezelf Grammatik
- An die Arbeit:
Hausaufgaben verbessern
Poster Stadt
Lernen
1 / 42
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
This lesson contains
42 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
LIEBE LEUTE,
DAS PROGRAMM FÜR HEUTE:
- Prüfung inhaltlich
- Wiederholung Grammatik
- Test jezelf Grammatik
- An die Arbeit:
Hausaufgaben verbessern
Poster Stadt
Lernen
Slide 1 - Slide
Lernziele
Ik weet hoe het so eruit ziet
Ik weet hoe goed ik de grammatica kan/ken
Ik heb mijn poster (bijna) klaar
Ik weet wat ik nog moet leren voor het so
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
so Kapitel 3 "Unterwegs"
20 x woordjes NL-DU
(snap de Lernliste!!!)
20 x woordjes DU-NL
(20 van de 26, dus goed leren)
19 x werkwoorden vervoegen
VANDAAG OEFENEN
19 x grammatik pers.vnw. + voorzetsel (vertalen)
VANDAAG OEFENEN
6 x zinnen Sprachmittel NL-DU
4G Neede: OEFENTOETS
Slide 4 - Slide
GRAMMATIK WIEDERHOLUNG ALLES
ALLE WERKWOORDEN
- haben/sein
- regelmatige werkwoorden
- stam op: -d -t -s-klank
- voltooid deelwoord
PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD
- 3e / 4e naamval
VOORZETSELS
- 3e / 4e naamval
Slide 5 - Slide
HEBBEN: HABEN:
ik heb ich habe
jij hebt du hast
hij/zij/het heeft er/sie/es hat
wij hebben wir haben
jullie hebben ihr habt
zij hebben/u heeft sie/Sie haben
voltooid deelwoord:
gehabt
ZIJN SEIN:
(NOOIT)
ik ben ich bin
jij bent du bist
hij/zij/het is er/sie/es ist
wij zijn wir sind
jullie zijn ihr seid
zij zijn/u bent sie/Sie sind
voltooid deelwoord:
gewesen
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
esttenten
-s -z -ss -ß
-d -t
ich
-e
-e
-e
du
-st
-t
-est
er/sie/
es
-t
-t
-et
wir
-en
-en
-en
ihr
-t
-t
-et
sie/Sie
-en
-en
-en
volt.dw.
ge-
stam
-t
ge+
stam
+t
ge+
stam
+
et
Slide 8 - Slide
Personalpronomen
KEN JE ZE NOG ???
mij jou hem haar het ons jullie hen u wie
Slide 9 - Slide
Voorzetsels 3de naamval
na = nach --> Ik ben na hem aan de beurt.
naar = zu --> Ik ga morgen naar haar toe.
door = von "dader" --> Het boek werd door hem geschreven.
uit
bij
met
na
(naar)
sinds
van/
door
naar(toe)
(personen / gebouwen)
aus
bei
mit
nach
seit
von
zu
Slide 10 - Slide
voorbeelden
: voorzetsels 3e naamval
aus
uit
Aus ihm
wird sicher ein guter Bäcker.
bei
bij
Willst du
bei mir
essen?
mit
met
Gehst du
mit ihm
in die Eisdiele?>
nach
na
Ich bin
nach
ihr
an der Reihe.
von
van
door
Das Geschenk habe ich
von ihr
bekommen.
Das Buch wurde
von ihm
geschrieben.
zu
naar
(personen)
Wir kommen gerne
zu euch
(jullie = pers)
(met pers. vnw = altijd personen)
Slide 11 - Slide
Voorzetsels 4de naamval
durch
für
gegen
ohne
um
door
voor
tegen
zonder
om
Slide 12 - Slide
Voorbeelden
voorzetsels 4e naamval
durch
door
Durch dich
bin ich zu spät.
für
voor
Für mich
eine Cola bitte.
ohne
zonder
Ohne dich
kann ich nicht leben.
um
om
Um uns
brauchst du nicht zu bleiben
gegen
tegen
Hat er
gegen euch
gesagt, dass ihr zu spät wart?
Slide 13 - Slide
TEST JEZELF:
Grammatik LERNEN!!
ALLE WERKWOORDEN
- haben/sein
- regelmatige werkwoorden
- stam op: -d -t -s-klank
- voltooid deelwoord
PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD
- 3e / 4e naamval
VOORZETSELS
- 3e / 4e naamval
timer
10:00
Slide 14 - Slide
TEST JEZELF:
Grammatik
ALLE WERKWOORDEN BOEKEN DICHT!!
- haben/sein
MAAK
de werkbladen zonder spieken
- regelmatige werkwoorden
- stam op: -d -t -s-klank
- voltooid deelwoord
PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD
- 3e / 4e naamval
VOORZETSELS
- 3e / 4e naamval
timer
10:00
Slide 15 - Slide
TEST JEZELF:
Grammatik
ALLE WERKWOORDEN KIJK JE EIGEN WERK GOED NA!!
- haben/sein
LEVER
je werk in
- regelmatige werkwoorden
- stam op: -d -t -s-klank
- voltooid deelwoord
PERSOONLIJK VOORNAAMWOORD
- 3e / 4e naamval
VOORZETSELS
- 3e / 4e naamval
timer
10:00
Slide 16 - Slide
AN DIE ARBEIT MIT...
Poster Stadt
Lernen
Hausaufgaben verbessern/kontrollierenMACHEN:
Seite 16, Aufgabe 1
Ab Seite 23, Aufgabe 44 b.z. 46
Bij de leestekst:
- NIET de hele tekst vertalen, alleen woordjes opzoeken
- Geef in de tekst aan waar het juiste antwoord staat
Slide 17 - Slide
Auf Wiedersehen!
Slide 18 - Slide
Bezittelijke voornaamwoorden (zonder uitgang):
Kunnen vertalen
mijn
mein
-
jouw
dein
-
zijn
sein
-
haar
ihr
-
ons/onze
uns
er
-
jullie
euer
-
hun
ihr
-
uw
Ihr
-
op het eind-streepje komt de uitgang volgens het schema "ein-Gruppe"
LET OP
: bij ons/onze is de vertaling zonder uitgang "unser-". DAARachter komt dus nog de uitgang!!
Slide 19 - Slide
Der Gruppe
De dikgedrukte uitgangen zijn gelijk aan de uitgangen in de ein-Gruppe, maar dan beginnen ze met een d.
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1e
der
di
e
das
di
e
3e
d
em
d
er
d
em
d
en (+n)
4e
d
en
di
e
das
di
e
Slide 20 - Slide
Ein Gruppe
De dikgedrukte uitgangen zijn gelijk aan de uitgangen in de der-Gruppe, maar dan met het woordje ein
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1e
ein
ein
e
ein
ein
e
3e
ein
em
ein
er
ein
em
ein
en
(
+n
)
4e
ein
en
ein
e
ein
ein
e
Slide 21 - Slide
ein-Gruppe
De dikgedrukte uitgangen zijn gelijk aan de uitgangen in de der-Gruppe, maar dan met het woordje ein
m
v
o
mv
1
ein Mann
eine Frau
ein Kind
keine Kinder
3
ein
em
Mann
ein
er
Frau
ein
em
Kind
kein
en
Kinder
n
4
ein
en
Mann
ein
e
Frau
ein Kind
kein
e
Kinder
Slide 22 - Slide
BIJ DEZE GRAMMATICA GELDT:
na = nach
naar = zu
(naar personen)
door = durch OF von
(let op: verschillende naamval)
jullie:
zónder
voorzetsel = ihr
jullie:
mét
voorzetsel = euch
wie:
zonder
voorzetsel = wer
wie:
mét
voorzetsel = wem, wen
(3e, 4e naamval)
Slide 23 - Slide
Grammatik Seite 14-15
UND JETZT MAL ÜBEN...
Slide 24 - Slide
VERTAAL naar het Duits:
hij
Slide 25 - Open question
VERTAAL naar het Duits:
met hem
Slide 26 - Open question
VERTAAL naar het Duits:
tegen hem
Slide 27 - Open question
VERTAAL naar het Duits:
jullie (1e naamval)
Slide 28 - Open question
VERTAAL naar het Duits:
zonder haar
Slide 29 - Open question
VERTAAL naar het Duits:
naar hen
Slide 30 - Open question
VERTAAL naar het Duits:
om ons
Slide 31 - Open question
VERTAAL naar het Duits:
door het
Slide 32 - Open question
VERTAAL naar het Duits:
bij wie
Slide 33 - Open question
Welk pers. vnw. past in de zin:
Warum hat ______ gelogen?
A
ihr
B
ich
C
ihm
D
er
Slide 34 - Quiz
Wat past er in de zin:
Er hat für ________ ein Geschenk gekauft.
A
mich
B
ich
C
er
D
wir
Slide 35 - Quiz
Wat past er in de zin:
Mama ist mit __________ ins Kino gewesen.
A
mich
B
sie
C
mir
D
es
Slide 36 - Quiz
Wat past er in de zin:
Carla will auch mit. Wo ist ________ ?
A
ihr
B
sie
C
ihnen
D
dir
Slide 37 - Quiz
Wat past er in de zin:
Wir haben nichts mehr von ________ gehört.
A
euch
B
dich
C
du
D
ihn
Slide 38 - Quiz
Wat past er in de zin:
________ hat das getan?
A
wem
B
wen
C
wir
D
wer
Slide 39 - Quiz
ARBEITSBLATT
Je krijgt je eigen werkblad (van vorige les terug)
Je corrigeert met een andere kleur pen
Je schrijft het aantal goede antwoorden bovenaan jouw blad
Slide 40 - Slide
Slide 41 - Slide
AN DIE ARBEIT
Hausaufgaben Buch Kapitel 3 Unterwegs:
Ab Seite 5 Seite 12
Aufgaben 2 b.z. 8 Grammatik-Aufgaben 1+2
Kennen/kunnen/leren:
Seite 9-10-11 Grammatik Werkwoorden
Werken aan de poster
Slide 42 - Slide
More lessons like this
4T K2 der- en ein-Gruppe in 3e en 4e naamval
December 2018
- Lesson with
18 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
3G SE-toets Kapitel 5+6 Leerstof
May 2021
- Lesson with
17 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Havo 4 Kapitel 1 Grammatik H
September 2024
- Lesson with
28 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Havo 4 Kapitel 1 Grammatik H
1 day ago
- Lesson with
28 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
21-22 4G wk 48 LES 2
August 2022
- Lesson with
42 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Grammatik Kapitel 2
December 2022
- Lesson with
15 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
4T K2 voorzetsels en voornaamwoorden
December 2018
- Lesson with
19 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
H3 Grammatica herhaling Kapitel 3
March 2024
- Lesson with
36 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3