Voorb spelling

Spelling les voor de toets
Doel: ik oefen met de doelen voor de toets (grammatica en  werkwoorden).
1 / 20
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 7

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Spelling les voor de toets
Doel: ik oefen met de doelen voor de toets (grammatica en  werkwoorden).

Slide 1 - Slide

Geef voorbeelden van onderwerpen.

Slide 2 - Open question

Geef voorbeelden van een persoonsvorm.

Slide 3 - Open question

Wat is het onderwerp in de zin: lang geleden liepen de jongens van Hoevelaken naar Amersfoort.

Slide 4 - Open question

Wat is de persoonsvorm in de zin: in Frankrijk eten ze regelmatig stokbrood bij de maaltijd.

Slide 5 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin: Bij mijn vader wordt er vooral patat met snacks gegeten.
A
wordt
B
gegeten
C
wordt gegeten
D
vooral

Slide 6 - Quiz

Landen, tegenwoordige tijd:
Het vliegtuig .... te laat.

Slide 7 - Open question

Verleden tijd: verhuizen
Wij zijn naar Hoevelaken .....

Slide 8 - Open question

Voltooide tijd: glanzen
De auto heeft nog nooit zo mooi .....

Slide 9 - Open question

Wat is het zelfstandig naamwoord: ons leukste speelgoed is helaas kapot gegaan.
A
leukste
B
speelgoed
C
kapot
D
helaas

Slide 10 - Quiz

Wat zijn de persoonlijke voornaamwoorden: het is ons niet gelukt om haar te troosten.

Slide 11 - Open question

Bedenk zelf een bijvoeglijk naamwoord: het .... huis

Slide 12 - Open question

Wat is het voegwoord in deze zin: ben jij te laat omdat je wekker niet af ging?
A
ben
B
laat
C
omdat
D
wekker

Slide 13 - Quiz

Wat is het voegwoord in de zin: is het goed gegaan of zal ik je nog even helpen?
A
of
B
goed
C
gegaan
D
helpen

Slide 14 - Quiz

Hoe noem je het tussen - woord in deze zin: het wordt -vijfentwintig- graden volgende week.

Slide 15 - Open question

Wat zijn de zelfstandige naamwoorden in deze zin: uw zoon verkocht op woensdag vis op de markt.

Slide 16 - Open question

Wat is het voegwoord in deze zin: hij liep naar haar toe en gaf haar een knuffel.
A
liep
B
naar
C
haar
D
een

Slide 17 - Quiz


Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden: in het grote bos werd een bijzonder insect ontdekt.

Slide 18 - Open question

verleden tijd, verwonden: gister .... wij ons aan onze armen.

Slide 19 - Open question

Vul in, voltooide tijd: beleven
Wij hebben gister iets heel leuks ......

Slide 20 - Open question