Oefentoets T2 | H3 Water §1-2-3-4

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 2

Oefentoets

Hoofdstuk water

§1 t/m 4

Geef aan welke zin(nen) juist is / zijn.

1. Oppervlaktewater is al het water op aarde
2. Oppervlaktewater is een vernieuwbare voorraad
3. De aarde bestaat voor 97,5% uit oppervlaktewater

Wat zijn manieren om toch aan water te komen in een droog gebied zonder rivier? Meerdere antwoorden zijn mogelijk.

1. stuwdammen bouwen
2. water pompen uit aquifers
3. ontzilten van zeewater
4. herbebossing in natuurgebieden

Wat is de juiste volgorde bij de korte waterkringloop?

1. condenseren, wolken, neerslag boven land, opstijgen, verdampen, afkoelen
2. opstijgen, afkoelen, wolken, neerslag boven zee, verdampen, condenseren
3. opstijgen, verdampen, condenseren, wolken, neerslag boven land, afkoelen
4. verdampen, opstijgen, afkoelen, condenseren, wolken, neerslag boven zee

Leg uit wat een negatieve waterbalans is.

Bekijk de figuur.
Welke woorden horen bij de romeinse cijfers I en II?

Bekijk de figuur.
Welke begrippen horen hierbij?
Meerdere antwoorden zijn goed.

1. piekafvoer
2. nuttige neerslag
3. klimaatdiagram
4. waterbalans

Welke watervoorraad is niet-vernieuwbaar?

1. Grondwater buiten een aquifer
2. Grondwater in een aquifer
3. Rivierwater
4. Oppervlaktewater

Bij hoge waterstanden in rivieren wordt overtollig water soms opgeslagen in retentiegebieden.
Bij welk onderdeel van de drietrapsstrategie past deze vorm van waterbeheer het beste?

1. Vasthouden
2. Bergen
3. Lozen

Waterstress zal in de toekomst steeds groter worden. Geef de belangrijkste verklaring daarvoor.

Bekijk de figuur.
Geef aan waar de minste overlast zal zijn bij piekafvoer en leg uit waarom dat zo is.

Tijdens de huidige zomer is er in Nederland sprake van zeer weinig nuttige neerslag. Leg uit hoe dat komt.

Op de foto zie je de nevengeul bij Nijmegen.
Leg uit wat de functie is van deze nevengeul.

Naast het graven van nevengeulen, zijn er nog andere manieren die ervoor kunnen zorgen dat rivieren meer ruimte krijgen. Noem er 3.