This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Voor vandaag:
9.1, 9.2, 9.3 herhalen
9.4 Vergelijkingen
Oefenen
Afronden
Slide 1 - Slide
Woordformule
In een woordformule staat op een korte en handige manier hoe je iets berekent. Ofwel een regel in woorden met wiskundige symbolen opgeschreven.
Bijvoorbeeld: huurprijs fiets = 5 + 2 x aantal uren
Let op je uitwerking en de notatie!
Een formule heeft
twee onbekenden.
Slide 2 - Slide
9.2 Formules vereenvoudigen
Alleen gelijksoortige termen kun je samenvoegen.
In gelijksoortige termen komen precies dezelfde variabelen voor.
g = 3a - 4 - 2a + 6
Slide 3 - Slide
9.2 Formules vereenvoudigen
Alleen gelijksoortige termen kun je samenvoegen.
In gelijksoortige termen komen precies dezelfde variabelen voor.
g = 3a - 4 - 2a + 6
Slide 4 - Slide
Schrijf de volgende formules korter.
a) c = 5d - 4 - 4,8d + 8
b) m = -6b + 2b + 5 + 3b
Slide 5 - Slide
9.3 Werken met formules
huurprijs fiets = 5 + 2 x aantal uren
p = 5 + 2a
a = 4
Een formule heeft
twee onbekenden.
Slide 6 - Slide
Volgorde bij berekening
Stappenplan
tussen de Haakjes
Machten (dus ook Kwadateren)
Vermenigvuldigen en Delen (v.l.n.r)
Optellen en Aftrekken (v.l.n.r)
Help Mij Van Die Onvoldoendes Af!
Slide 7 - Slide
9.3 Werken met formules
Notatie in schrift
m=8
l=3m+16
Slide 8 - Slide
Bereken van de volgende formule uitkomst p als n = 12.
p = 1 + 4(n - 9)
Lastig?
O21 maken
Slide 9 - Slide
Je leert:
-wat een vergelijking is
-hoe je een vergelijking oplost
Slide 10 - Slide
9.4 Vergelijkingen
De letter(s) waarvan je de waarde niet weet noemen we een variabele.
Een formule heeft twee variabelen. y = 3x+ 2
Een vergelijking heeft één variabele. 8 = 3x+ 2
Slide 11 - Slide
9.4 Vergelijkingen
huurprijs fiets = 5 + 2 x aantal uren
p = 5 + 2a of 5 + 2a = p
p = 23
Een formule heeft
twee onbekenden.
Slide 12 - Slide
Voor een open dag worden de ramen gewassen.
Voor een opendag, worden de ramen gewassen van de school.
Elk raam kost €2,00 om schoon gemaakt te worden en de voorrijkosten zijn €120.
Maak een formule waarmee je de kosten kunt berekenen als je het aantal gewassen ramen weet.
De school heeft een rekening van €260 gekregen.
Bereken hoeveel ramen er zijn gewassen.
9.4 Vergelijkingen
Slide 13 - Slide
Los de volgende vergelijkingen op:
30a + 20 = 140 11t = 88
Slide 14 - Slide
9.4 maken (24 t/m 29)
klaar, dan:
o:o26
u: u7
Slide 15 - Slide
Welk teken kun je lezen tussen een getal en een letter, bijvoorbeeld 4b?
A
x
B
+
C
:
D
-
Slide 16 - Quiz
Schrijf korter: b=2a + 5 -7a -12
A
b=9a-7
B
b=9a+17
C
b=5a-7
D
b=-5a-7
Slide 17 - Quiz
Schrijf zo kort mogelijk: t=2v + 6 -v +10
A
t=1v+16
B
t=v+16
C
t=3v+16
D
t=-v+16
Slide 18 - Quiz
Welk van de volgende bewerkingen reken je altijd als eerste uit?
A
x
B
:
C
-
D
(...) Wat tussen de haakjes staat
Slide 19 - Quiz
y= 7x +5 Bereken y als x=6
Slide 20 - Open question
y= 5+ 3x Bereken y als x= -4
Slide 21 - Open question
a= -4(b+8) + 50 Bereken a als b=-2
Slide 22 - Open question
Los op: 20w +120 = 260 Schrijf je berekening op.
Slide 23 - Open question
Los op: 320 - 15p = 140 Schrijf je berekening op.
Slide 24 - Open question
Los de vergelijking op. -7 x r - 20 +3 x r = 18 Schrijf je berekening op.
Slide 25 - Open question
Tot volgende les
Fijne dag!
Slide 26 - Slide
Voor vandaag:
9.5 Vergelijkingen oplossen met bordjes- instructie
Oefenen
9.2, 9.3, 9.4,9.5 herhalen
Afronden
Slide 27 - Slide
Lesdoel:
- Je kunt vergelijkingen oplossen met bordjes methode.
Slide 28 - Slide
Aanpak:
Leg het bordje over de term met de variabele erin.
Reken uit wat er op het bordje moet staan.
Bereken de oplossing, altijd delen door het getal vóór de letter.
Controleer je oplossing met de vergelijking.
Los op:
65 - 15p = 20
Slide 29 - Slide
Aanpak:
Vereenvoudig (gelijksoortige termen samenvoegen).
Leg het bordje over de term met de variabele erin.
Reken uit wat er op het bordje moet staan.
Bereken de oplossing, (altijd delen door het getal vóór de letter).
Controleer je oplossing met de vergelijking.
Los op:
17b - 5b - 7 = -4
Slide 30 - Slide
Aanpak:
Leg het bordje over de term met de variabele erin.
Reken uit wat er op het bordje moet staan.
Bereken de oplossing, altijd delen door het getal vóór de letter.
Controleer je oplossing met de vergelijking.
Los op:
2(a - 4) = 20
Slide 31 - Slide
Aanpak:
1.
2.
3.
4.
Los op:
50 - 8p = 18
Slide 32 - Slide
Aanpak:
1.
2.
3.
4.
5.
Los op:
- 6p - p + 12= -23
Slide 33 - Slide
Aanpak:
1.
2.
3.
4.
5.
Los op:
6(p + 7) = -24
Slide 34 - Slide
9.5 maken (30 t/m 37)
klaar dan o34 of u9
Slide 35 - Slide
Welke notatie is goed?
Loon = 5 + 0,20 x aantal kranten
A
L = 5 + 0,20a
B
L = 5, 20a
C
L = 5 + a0,20
D
L = 0,20a + 5
Slide 36 - Quiz
Maak de volgende formule korter. bedrag=aantal uur x 0,50 + 50
Slide 37 - Open question
Schrijf de volgende formule korter. h = -2p + 13 - 5p - 10 - p + 12p
Slide 38 - Open question
Los deze vergelijking op met bordjes: 20a + 40 = 840
Slide 39 - Open question
Los deze vergelijking op met bordjes: 2a - 16 = 24
A
4
B
20
C
2
D
40
Slide 40 - Quiz
Los deze vergelijking op met bordjes: 14h - 17 = -31
A
h = 1
B
h = -14
C
h = -1
D
h = 48
Slide 41 - Quiz
Los op: 12 -10 = -c +4 +1,5c
A
-4
B
4
C
-0,25
D
1,25
Slide 42 - Quiz
klaar!
Tot de volgende les
Fijne dag!
Slide 43 - Slide
Voor vandaag:
9.2 t/m 9.5 herhalen
Oefenen
Afronden
Slide 44 - Slide
Lesdoel?
De Computerspecialist komt thuis langs om een storing te verhelpen. De kosten worden berekend met de formule
k = 60a + 40
Hier is a de gewerkte tijd in uren en k de kosten in euro's.
Het verhelpen van een storing kost € 310,-.
Geef de vergelijking die hierbij hoort en los hem op. Controleer je antwoord.
Slide 45 - Slide
Los de volgende vergelijking op. Sleep de stappen in de juiste volgorde
1
2
3
4
k = 19
2k = 38
2k + 8 = 46
.... + 8 = 46
Slide 46 - Drag question
Maak de volgende formule korter. 1. p = 3a - 4 - a + 6 2. q = 12 - 4 x b + 6 + 3 x b
Slide 47 - Open question
Gegeven is de formule: 5(n - 12) = a
Bereken a als n = 6
A
56 - 12 = 44
B
5 - 12 = -7x6 = -42
C
5x(6 - 12) = -30
D
5x6 - 12 = 30 -12 = 18
Slide 48 - Quiz
De kosten van een rit met een taxi kunnen worden berekend met de formule : k = 15 + 0,25(a - 7) k stelt de kosten in euro's en a aantal gereden km. Bereken wat een rit van 17 km kost.
A
152,5
B
17,5
C
40
D
11,25
Slide 49 - Quiz
Los de volgende vergelijking op met bordjes: -20 + 4 x p = -30
Slide 50 - Open question
Los deze vergelijking op met bordjes: 9t - 10t + 10 = 1