Bespreken HW 3.3

Bespreken HW 3.3
Opdracht 7 t/m 14
1 / 11
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Bespreken HW 3.3
Opdracht 7 t/m 14

Slide 1 - Slide

Vraag 7.
Een plant verwelkt.
De turgor.....en de osmotische waarde.....
A
turgor daalt osm. waarde cellen stijgt
B
turgor daalt osm. waarde cellen daalt
C
turgor stijgt osm. waarde cellen stijgt
D
turgor stijgt osm. waarde cellen daalt

Slide 2 - Quiz

Vraag 8.
Waardoor komt turgor of plasmolyse bij rode bloedcellen niet voor?
A
Rode bloedcellen kunnen geen water opnemen
B
Rode bloedcellen hebben geen celkern
C
Rode bloedcellen hebben geen celwand
D
Rode bloedcellen hebben geen celmembraan

Slide 3 - Quiz

Vraag 9.
Waarom gaat het gras dood bij overbemesting? Gebruik de term osmotische waarde in je antwoord.

Slide 4 - Open question

Opdracht 10
– Wat gebeurt er met het vloeistofniveau in de buis?
– Wat gebeurt er met de NaCl-concentratie in de buis?
A
Zowel het vloeistofniveau als de NaCl-concentratie stijgt
B
Het vloeistofniveau stijgt en de NaCl-concentratie daalt
C
Het vloeistofniveau daalt en de NaCl-concentratie stijgt
D
Zowel het vloeistofniveau als de NaCl-concentratie daalt

Slide 5 - Quiz

In een experiment is de brede onderkant van een glazen buis afgesloten met een stukje kunstmembraan, dat alleen water doorlaat. In de buis zit een 2% NaCl-oplossing. De buis hangt met zijn onderzijde in een bakje met een 1% NaCl-oplossing (buitenoplossing).

– Wat gebeurt er met het vloeistofniveau in de buis?
– Wat gebeurt er met de NaCl-concentratie in de buis?

Slide 6 - Slide

0,9% NaCl=
0,9 gram NaCl/100ml
fysiologische zout concentratie
0,9% NaCl=
dezelfde osmotische waarde als de cellen in je lichaam
= isotoon

Slide 7 - Slide

Vraag 12.
Een kippenei bestaat uit één cel (de dooier) in een oplossing met eiwitten, met daaromheen twee semipermeabele vliezen en een kalkschaal. De osmotische waarde is vergelijkbaar met een 0,9% NaCl-oplossing. Nadat Jochem de kalkschalen van twee eieren met zoutzuur heeft verwijderd, legt hij ei 1 in een 10% NaCl-oplossing en het ei 2 in zuiver leidingwater.

Hoe is het volume van beide eieren na één dag veranderd?
A
Het volume van beide eieren is afgenomen
B
Het volume van ei 1 is afgenomen en van ei 2 toegenomen
C
Het volume van ei 1 is toegenomen en van ei 2 afgenomen
D
Het volume van beide eieren is toegenomen

Slide 8 - Quiz

Vraag 13.
Een pantoffeldiertje (ééncellige) is hypertonisch ten opzichte van het slootwater waarin hij leeft. Hij bezit een ‘kloppende vacuole’ om overtollig water zijn cel uit te pompen.
Leg uit of de vacuole sneller of langzamer gaat werken wanneer je het pantoffeldiertje vanuit slootwater in gedestilleerd water legt.
A
SNELLER, omdat het verschil tussen de osmotische waarde van de omgeving en het cytoplasma van het pantoffeldiertje toeneemt.
B
LANGZAMER, omdat het verschil tussen de osmotische waarde van de omgeving en het cytoplasma van het pantoffeldiertje toeneemt.

Slide 9 - Quiz

Vraag 14.
Leg met de begrippen osmotische waarde, hypertonisch en hypotonisch uit, hoe het toevoegen van suiker voedselbederf voorkomt.

Slide 10 - Open question

Ik heb de theorie over 3.3 (diffusie en osmose) goed begrepen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 11 - Poll