Hoofdstuk 2 cellen 2.3 celmembranen en transport

Celmembranen en transport
Hoofdstuk 2, paragraaf 2.3
1 / 15
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Celmembranen en transport
Hoofdstuk 2, paragraaf 2.3

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Vetten
Onderdeel celmembraan

Slide 3 - Slide

Celmembraan
Fosfolipiden
Transporteiwitten



Slide 4 - Slide

Type transporters
Celmembraan

Slide 5 - Slide

transport
  • passief transport: diffusie, water, zuurstof, koolstofdioxide
  • actief transport: geladen deeltjes (ionen), grotere moleculen
  • gefaciliteerd transport: type actief transport
  • endocytose: transport via membraanblaasjes de cel in
  • exocytose: transport via membraanblaasje de cel uit

Slide 6 - Slide

transport van water
  • Het celmembraan is selectief permeabel of semipermeabel
  • Watertransport gaat via waterkanalen
  • Normaal vindt verplaatsing van opgeloste deeltjes plaats via diffusie
  • Bij een semipermeabel membraan kan dat niet dus vindt er watertransport plaats. De naam van dit proces is......

Slide 7 - Slide

Wat is osmose?
A
Het passeren van een stof, bijv. zuurstof
B
Het passeren van een stof, bijv. water
C
Het passeren van de stoffen zuurstof en water
D
Het passeren van opgeloste stoffen

Slide 8 - Quiz

Hoe zat dat ook alweer met osmose? Dat is verplaatsing van...
A
water van een plek met een hoge naar een lage concentratie
B
water van een plek met een lage naar een hoge concentratie
C
stoffen van een plek met een hoge naar een lage concentratie
D
stoffen van een plek met een lage naar een hoge concentratie

Slide 9 - Quiz

Waar in een plantencel zit de vloeistof waar osmose vooral plaatsvind?
A
cytoplasma
B
celkern
C
vacuole
D
celmembraan

Slide 10 - Quiz

Passief
Actief
Kost energie
Zonder energie
Diffusie
Osmose
+ naar -

Slide 11 - Drag question

Sleep de begrippen naar het juiste vak.
actief transport
passief transport
Kost geen energie
Kost energie
Endocytose
Exocytose
Diffusie
Osmose

Slide 12 - Drag question

osmotische waarde
  • hypertonisch : hogere concentratie opgeloste stoffen ten opzichte van een andere oplossing
  • isotonisch: dezelfde concentratie opgeloste stoffen als een andere oplossing
  • hypotonisch: lagere concentratie opgeloste stoffen ten opzichte van een andere oplossing


Slide 13 - Slide

Drie reageerbuizen worden gevuld met oplossingen van keukenzout (NaCl) van verschillende concentraties. Buis 1 bevat een 0,1% NaCl-oplossing, buis 2 bevat een 0,9% NaCl-oplossing en buis 3 bevat een 1,5% NaCl-oplossing. In elk van deze buizen wordt een stukje van hetzelfde verse dierlijke weefsel ondergedompeld. De stukjes weefsel zijn allemaal even groot en rood van kleur. Voordat ze in de buizen zijn gedaan, zijn ze eerst goed afgespoeld totdat ze geen kleurstof meer afgeven. Na een half uur wordt het experiment beëindigd. De oplossing in buis 1 is licht rood geworden. De oplossingen in buis 2 en 3 zijn kleurloos gebleven.
Wat is de juiste verklaring voor het licht rood worden van de oplossing in buis 1?
A
De celwanden zijn kapot gegaan omdat de omgeving hypertonisch was
B
De cellen in het weefsel zijn kleiner geworden omdat er water uit de cel is gegaan.
C
In de cellen zijn (rode) chromoplasten ontstaan
D
De cellen zijn gesprongen omdat ze water hebben opgenomen.

Slide 14 - Quiz

Een plantencel wordt in een hypertonische oplossing gelegd. Wat gebeurt er met deze cel?
A
de cel krimpt
B
de cel zwelt op
C
de cel verandert niet van vorm

Slide 15 - Quiz