Herhaling

Hoe staat het met je motivatie vandaag?
😒🙁😐🙂😃
1 / 21
next
Slide 1: Poll
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Hoe staat het met je motivatie vandaag?
😒🙁😐🙂😃

Slide 1 - Poll

Wat is de juiste vorm van het onderwerp?
A
Een volledige zin
B
Eén of een paar woorden
C
Een werkwoord
D
Slechts één woord

Slide 2 - Quiz

Wat is de juiste vorm van de hoofdgedachte?
A
Een volledige zin
B
Eén of een paar woorden
C
Een werkwoord
D
Slechts één woord

Slide 3 - Quiz

Wat is de opbouw van een tekst?
A
Inleiding en kern
B
Inleiding, middenstuk en slot
C
Kern en slot
D
Inleiding en slot

Slide 4 - Quiz

Wat is een tussenkopje?
A
Een alinea
B
Een titel van een alinea
C
De titel
D
De bron

Slide 5 - Quiz

Wat is een deelonderwerp?
A
Een onderwerp van een tekst
B
De titel
C
Een onderwerp van een alinea
D
De schrijver van een tekst

Slide 6 - Quiz

Chronologisch verband
Opsommend verband
Tegenstellend verband
Toelichtend verband
Nadat mijn vader drie keer gevallen was, durfde hij niet meer te schaatsen.
Ik vind pretparken niet leuk. Allereerst word ik misselijk als ik rondjes draai en ook heb ik hoogtevrees.
Ik durf niet in die snelle achtbaan, maar mijn broertje is een echte waaghals.
Frisdranken ... cola en sinas bevatten vaak erg veel suiker.

Slide 7 - Drag question

Nu ga je zelf aan de slag
Pak je schrift erbij en schrijf daar jouw antwoorden op.
Klik hier
Lees de tekst eerst verkennend.
1. Wat is het onderwerp van deze tekst?
Lees de tekst nu nauwkeurig.
1. Welke twee verwijswoorden staan er in de inleiding en waar verwijzen ze naar?
2. In de eerste alinea staan er meerdere signaalwoorden. Welke kan jij vinden en wat voor verband geven ze aan?
3. Wat is de hoofdgedachte van deze tekst? 

Slide 8 - Slide

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?

Slide 9 - Open question

Welke verwijswoorden hebben jullie gevonden en waar verwijzen ze naar?

Slide 10 - Open question

Welke signaalwoorden hebben jullie gevonden en bij welk verband horen ze?
Bijv. intussen-tijdsvolgorde/chronologisch

Slide 11 - Open question

Wat is volgens jou een 'hoofdgedachte'?

Slide 12 - Open question

Welk tekstverband geeft het signaalwoord 'toch' aan?
A
Chronologisch verband
B
Toelichtend verband
C
Opsommend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 13 - Quiz

Welk tekstverband geeft het signaalwoord 'terwijl' aan?
A
Chronologisch verband
B
Toelichtend verband
C
Opsommend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 14 - Quiz

Welk tekstverband geeft het signaalwoord 'zoals' aan?
A
Chronologisch verband
B
Toelichtend verband
C
Opsommend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 15 - Quiz

Welk tekstverband geeft het signaalwoord 'verder' aan?
A
Chronologisch verband
B
Toelichtend verband
C
Opsommend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 16 - Quiz

Welk tekstverband hoort bij de signaalwoorden 'ook' en 'bovendien'?
A
Chronologisch verband
B
Toelichtend verband
C
Opsommend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 17 - Quiz

Welk tekstverband herken je in
deze zin?
A
Chronologisch verband
B
Toelichtend verband
C
Opsommend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 18 - Quiz

Op welk tekstverband wijzen de
signaalwoorden maar, toch en echter?
A
Chronologisch verband
B
Toelichtend verband
C
Opsommend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 19 - Quiz

Voordat Willem naar school gaat, ontbijt hij met zijn moeder. Daarna vertrekt hij naar zijn vriend.
A
Chronologisch verband
B
Toelichtend verband
C
Opsommend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 20 - Quiz

Ik ben van mening dat we met dit product moeten stoppen, maar daar denkt mijn zakenpartner anders over.
A
Chronologisch verband
B
Toelichtend verband
C
Opsommend verband
D
Tegenstellend verband

Slide 21 - Quiz