klas3 havo H5.2.1

Spoorboekje
Nakijken opgaven 10 t/m 14
Uitleg Par 2 Personeel en productie
Maak opgaven 1 t/m 4
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Spoorboekje
Nakijken opgaven 10 t/m 14
Uitleg Par 2 Personeel en productie
Maak opgaven 1 t/m 4

Slide 1 - Slide

Opgave 10
vaste kosten = a en c; 
a premie brandverzekering
c werknemer in vaste dienst
variabele kosten = b, d en e
b inkoopwaarde van de omzet
d kosten van verpakkingsmateriaal
e uitzendkracht in drukke tijden


Slide 2 - Slide

Opgave 11
a 800 × € 250 = € 200.000 aan omzet.
De variabele kosten zijn 800 × € 175 = € 140.000. De totale kosten zijn € 140.000 + € 60.000 = € 200.000. Omzet en totale kosten zijn dus aan elkaar gelijk.
b break-evenomzet: 800 × € 250 = € 200.000

Slide 3 - Slide

Opgave 12
TO = TK → 150Q = 100Q + 50.000 → 50Q = 50.000 → Q = 1.000

Slide 4 - Slide

Opgave 13
a Bijvoorbeeld: de bakkerij koopt een grotere hoeveelheid meel in en krijgt een korting.
 b Bij het gebruik van overuren die voor de bakker duurder zijn dan gewone werkuren.
 c De vaste kosten per brood dalen naarmate de hoeveelheid groter wordt.
 d € 0,50. De vaste kosten per brood naderen nul als de productie eindeloos toeneemt. Alleen de variabele kosten blijven € 0,50 per brood.

Slide 5 - Slide

Opgave 14
14 a De totale inkoopkosten zijn afhankelijk van de omzet.
 b Per drankje kan € 2 – € 0,75 = € 1,25 aan de vaste kosten worden bijgedragen.
  In totaal wordt € 2.500 bijgedragen. Dus € 2.500 / € 1,25 = 2.000 drankjes.
c In totaal heeft Roma in week 39 volgens bron 7 € 1.500 + € 1.000 + € 1.000 + € 2.500 + € 500 = € 6.500 beschikbaar om de vaste kosten te betalen. De vaste kosten zijn € 5.000. Roma houdt na betaling van alle kosten dus € 6.500 – € 5.000 = € 1.500 winst over.
 d Mogelijkheid I (de bezorgers worden per uur betaald, ongeacht het aantal bezorgde pizza’s). In dat geval blijven de loonkosten constant en zijn ze dus niet afhankelijk van de afzet.
 e 220 pizza’s × € 10 = € 2.200 extra omzet.
  De extra kosten zijn € 400 vaste kosten + (220 × € 4 variabele kosten) = € 1.280.
  De winsttoename is dus € 2.200 – € 1.280 = € 920.

Slide 6 - Slide

Paragraaf 2 Kosten van personeel
Leerdoelen
Intro: "Ik wens je veel personeel toe"
De kosten van personeel
Van brutoloon naar nettoloon
De arbeidsproductiviteit

Slide 7 - Slide

De Kosten van personeel

Slide 8 - Slide

Een overzicht

Slide 9 - Slide

Van brutoloon naar nettoloon
De werkgever houdt in:
Loonbelasting +
Volksverzekeringen = Loonheffing
Werknemersverzekeringen
Pensioenpremie

Slide 10 - Slide

Maak opgaven 1-4

Slide 11 - Slide

Nu nakijken via:

Slide 12 - Slide

Welk onderdeel behoort tot de loonkosten?
A
Nettoloon
B
Premies werkgever
C
Loonbelasting
D
Premies volksverzekering

Slide 13 - Quiz

Hier heeft ELKE Nederlander recht op
A
WW
B
AOW
C
WIA
D
Pensioen

Slide 14 - Quiz

Arbeidsproductiviteit
This video is no longer available
explain

Slide 15 - Slide

Vergroten?

Slide 16 - Slide

Maak nu opgaven 5-9

Slide 17 - Slide

Nu nakijken via:

Slide 18 - Slide