§4.5 Elektrische energie gebruiken

H4 ELECTRICITEIT
§5 Elektrische energie gebruiken
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

H4 ELECTRICITEIT
§5 Elektrische energie gebruiken

Slide 1 - Slide

LEERDOELEN
  • Je kunt onderdelen van de meterkast benoemen.
  • Je kunt het energieverbruik van een apparaat berekenen.
  • Je kunt het opgenomen vermogen van een apparaat berekenen.
  • Je kunt de kenmerken van kortsluiting en overbelasting beschrijven.
  • Je kunt veiligheidsmaatregelen in de huisinstallatie beschrijven.

Slide 2 - Slide

Over een primaire spoel met 200 windingen staat 4V, de secundaire spoel heet 600 windingen.
Bereken de spanning over de secundaire spoel

Slide 3 - Open question

Leerdoel 1
Je kunt onderdelen van de meterkast benoemen.

Slide 4 - Slide

De meterkast
In de meterkast zie je:
  • de voedingskabel
  • de huisaansluitkast
  • de kilowattuurmeter (kWh-meter)
  • één of meer aardlekschakelaars
  • de groepenkast

Slide 5 - Slide

Leerdoel 2
Je kunt het energieverbruik van een apparaat berekenen.

Slide 6 - Slide

Het energieverbruik
E=Pt
grootheid
symbool
eenheid
symbool
vermogen
P
watt
W
tijd
t
seconden
s
Energie
E
Joules
J

Slide 7 - Slide

Het energieverbruik
E=Pt
grootheid
symbool
eenheid
symbool
vermogen
P
kilowatt
kW
tijd
t
uur
h
Energie
E
Kilowattuur
kWh

Slide 8 - Slide

Voorbeeld
Een halogeenlamp van 1,5 kW brandt 3 uur.
Bereken hoeveel elektrische energie de lamp verbruikt.

  • E = P x t
  • E = 1,5kW x 3h
  • E = 4,5 kWh

Slide 9 - Slide

Een elektromotor van 3,5 kW draait 4 uur.
Bereken hoeveel elektrische energie de motor verbruikt.

Slide 10 - Open question

Een lamp van 150 W brandt 5 uur.
Bereken hoeveel elektrische energie de lamp verbruikt.

Slide 11 - Open question

Leerdoel 3
Je kunt het opgenomen vermogen van een apparaat berekenen.

Slide 12 - Slide

Het opgenomen vermogen
P=UI
grootheid
symbool
eenheid
symbool
vermogen
P
kilowatt
kW
spanning
U
Volt
V
stroom
I
Ampère
A

Slide 13 - Slide

Op een fietslampje staan de volgende gegevens:
12 V / 0,2 A
Bereken het vermogen van het fietslampje

Slide 14 - Open question

Leerdoel 4
Je kunt de kenmerken van kortsluiting en overbelasting beschrijven.

Slide 15 - Slide

veiligheid
twee gevaren van elektriciteit. 
1. teveel stroom -> warm -> brand
2. aanraken -> schok -> AUW (DOOD)

Slide 16 - Slide

Hoe lossen we dit op?
1. de stroomsterkte door apparaten en leidingen beperken
2. draden en onderdelen van apparaten isoleren

Slide 17 - Slide

Hoe noemen we dit?
- wanneer de isolatie van een apparaat kapot gaat kan er KORTSLUITING ontstaan
- Wanneer de stroomsterkte te groot wordt, noemen we dat OVERBELASTING

Slide 18 - Slide

Kortsluiting

Slide 19 - Slide

Overbelasting

Slide 20 - Slide

Hoe zie je dit thuis terug?
1. zekeringen
2. aardlekschakelaar
3. aardleidingen

Slide 21 - Slide

Zekeringen
de meest bekende zekering in je huis is de groepszekering.
als deze boven een bepaalde waarde komt (10A, 16A) schakelt de groepszekering de stroom op de groep uit.

Slide 22 - Slide

aardlekschakelaar
kijkt of er ergens stroom 'lekt'. dit gebeurt bijvoorbeeld als de isolatie van een apparaat kapot gaat. alle stroom schakelt dan uit.

Slide 23 - Slide

Aardlekschakelaar

Slide 24 - Slide

Randaarde 
apparaten met een metalen buitenkant zijn geaard. een kabel loopt vanaf de metalen buitenkant van het apparaat, via het stopcontact, naar de meterkast en in de meterkast met een metalen pin de grond in. 

Slide 25 - Slide

dubbele isolatie
elektriciteitsdraden zijn altijd geïsoleerd. sommige apparaten worden dubbel geïsoleerd. er zit dan nog een laagje isolatie om de draden.

Slide 26 - Slide

een wasdroger (2750 W) doet er 75 min over om de was droog te maken.
hoeveel elektrische energie heeft de wasdroger gebruikt in kWh?

Slide 27 - Open question

Lezen blz. 86 t/m 90 tekstboek
maken opdr. 42 t/m 49 blz 106 t/m 109 werkboek

Slide 28 - Slide