This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 40 min
Items in this lesson
Les 1 'woorden' (paragraaf 1.5)
Leerdoelen
In deze paragraaf leer je:
• 22 nieuwe woorden gebruiken;
• wat voorvoegsels zijn.
Slide 1 - Slide
Woordenlijst op blz. 42
We lezen samen de woordenlijst door.
Vervolgens maken we samen de opdrachten 1 t/m 4
Slide 2 - Slide
Zelfstandig werken/ huiswerk
Maak nu zelfstandig de opdrachten
5a, 6a, 7, 8 en 9
Wat je niet af hebt is je huiswerk.
Slide 3 - Slide
les 2 'woorden' blz. 46
Woordtrainer uitleggen via talent digitaal
Slide 4 - Slide
Zelfstandig werken/ huiswerk
We bespreken samen de opdrachten 10 t/m 15
Vervolgens ga je zelfstandig deze opdrachten maken .
Wat je niet afhebt is huiswerk
Slide 5 - Slide
Les 3 'woorden' blz. 48
Voorvoegsels
- her -
- in -
- on -
Slide 6 - Slide
Voorvoegsel
Bij sommige woorden kun je een stukje vóór het woord zetten. Dit stukje heet een voorvoegsel. De betekenis van het woord verandert door een voorvoegsel.
Slide 7 - Slide
Het voorvoegsel -her- betekent ‘nog een keer’.
her + lezen = herlezen
Het voorvoegsel -in- betekent ‘niet’.
in + stabiel = instabiel
Het voorvoegsel -on- betekent ‘niet’.
on + eens = oneens
Slide 8 - Slide
Welke voorvoegsels kan je hierbij zetten?
a. hangen
b. plaatsen
c. zinnig
d. luisteren
Slide 9 - Slide
zelfstandig werken/ huiswerk
Maak de opdrachten 16, 17 en 18.
'Testjezelf' is online en kan je zelf nakijken
Ben je klaar? dan ga je de woorden uit de lijst en de betekenis hiervan leren.