1.5 Woorden les 1

Afspraken:
  • Je zit op je vaste plek.
  • Op je tafel ligt je leesboek, werkboek, laptop, schrift en etui.
  • Je telefoon is uit en zit in de kluis. Je tas staat netjes op het rek.
  • Je laptop is dicht (geluid uit) en gaat pas open als de docent het vraagt.
Regels tijdens de les:
  • Tijdens de instructie luister je naar de docent.
  • Tijdens het samenwerken overleg je op normale praattoon.
  • Je steekt je hand op voor vragen.







In stilte lezen in je leesboek
timer
10:00
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Afspraken:
  • Je zit op je vaste plek.
  • Op je tafel ligt je leesboek, werkboek, laptop, schrift en etui.
  • Je telefoon is uit en zit in de kluis. Je tas staat netjes op het rek.
  • Je laptop is dicht (geluid uit) en gaat pas open als de docent het vraagt.
Regels tijdens de les:
  • Tijdens de instructie luister je naar de docent.
  • Tijdens het samenwerken overleg je op normale praattoon.
  • Je steekt je hand op voor vragen.







In stilte lezen in je leesboek
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Wat heb je nodig?
  • Werkboek Talent Deel A
  • Leesboek (iedere les mee!)
  • Schrift met lijntjes 
  • Etui 
  • Laptop 

Slide 2 - Slide

Programma
Wat gaan we doen?:
1. Wat gaan we doen?: 1.5 woorden
2. Uitleg voorvoegsels + interactieve vragen
3. Individuele opdracht met voorvoegsels
3. Woordenlijst
4. Klassikaal aan de slag met 1.5
5. Afsluiten van de les  en huiswerk
Lesdoelen. Aan het einde van de les:
- Weet je wat voorvoegsels zijn en kun je hiermee woorden maken
- Heb je kennis gemaakt met 25 nieuwe woorden (paragraaf 1.5 woorden)

Slide 3 - Slide

Voorvoegsels
normaal 

abnormaal

verschil?

Slide 4 - Slide

Voorvoegsels
Bij sommige woorden kun je een stukje vóór het woord toevoegen; een voorvoegsel

De betekenis van het woord verandert door een voorvoegsel.
Bijvoorbeeld: onrustig = on (voorvoegsel) + rustig = niet rustig

Andere voorvoegsels?

Slide 5 - Slide

Voorvoegsel
Voorvoegsels: : on-, in-, her-, ver-, op-, af-, super- ........

Een voorvoegsel bestaat (meestal) niet als apart woord. Vaak heeft het een betekenis:

on- = niet               mis- = verkeerd
her- = opnieuw      anti- = tegen
inter- = tussen       a-/ab- = niet

Door naar het voorvoegsel te kijken kun je de betekenis van een moeilijk woord beter achterhalen. 

Slide 6 - Slide

Bedenk een woord met het voorvoegsel: 'her'



Slide 7 - Open question

Bedenk een woord met het voorvoegsel 'mis'



Slide 8 - Open question

Wat is de betekenis van het voorvoegsel anti-?

A
zonder
B
opnieuw
C
tegen
D
verkeerd

Slide 9 - Quiz

Wat is de betekenis van het voorvoegsel mis-?
A
zonder
B
opnieuw
C
niet meer
D
verkeerd

Slide 10 - Quiz


Wat betekent het voorvoegsel 'her-'
A
klein
B
opnieuw
C
niet
D
slecht

Slide 11 - Quiz


Welk woord heeft een voorvoegsel?
A
soepgroente
B
mislukt
C
asociaal
D
vloertegel

Slide 12 - Quiz

Opdracht (individueel)
Pak je schrift en pen.
Verander de betekenis door er een voorvoegsel voor te zetten.

bewoonbaar                          huren
gezond                                     kansen
kopen                                        rollen
schrijven                                  slikken
zeker                                          staan
timer
2:00

Slide 13 - Slide

antwoorden
Verander de betekenis door er een voorvoegsel voor te zetten.

onbewoonbaar                          verhuren
ongezond                                     herkansen
verkopen                                       oprollen
herschrijven                                verslikken
onzeker                                          opstaan

Slide 14 - Slide

Woordenlijst 1.5
Zie Talent 1.5

  • 25 woorden waarvan je de betekenis moet kennen
  • en waar je betekenisvolle zinnen mee kan maken

Toets woorden 1.5 op ....

Slide 15 - Slide

Klassikaal opdrachten Talent
 1 + 2a + 4 + 5

Slide 16 - Slide

Afsluiten van de les en huiswerk
Lesdoel:
Aan het einde van de les:
- Heb je kennis gemaakt met 25 nieuwe woorden.
- Weet je wat een woordstrategie is.

Huiswerk: 
Maak opdracht 1-2a-4-5 af en leer de helft van de woordenlijst (eerste 13 woorden)



Slide 17 - Slide